Patiëntenfolder

Nier- of nierpancreastransplantatie: 2. De periode na de transplantatie

Deze folder geeft u globale informatie over de periode na een nier- of nierpancreastransplantatie. Er wordt een beschrijving gegeven van de manier waarop uw leven verandert. Tevens treft u adviezen aan om zo gezond mogelijk te blijven. De gang van zaken rondom controle op de polikliniek komt uitgebreid aan bod. Een overzicht van werking en bijwerkingen van medicijnen zijn in het laatste hoofdstuk beschreven. Voor diegenen die een nierpancreastransplantatie hebben gehad, gelden naast de beschreven adviezen, nog een aantal extra richtlijnen. Deze staan apart beschreven.

Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Transplantatie Centrum.

Algemene informatie rondom de periode na transplantatie 

Een transplantatie is een grote ingreep. Het zal enige tijd duren voordat u geheel hersteld bent. Belangrijk is dat u het de eerste tijd rustig aan doet om uw lichaam de kans te geven te her- stellen. U zult merken dat u vaak toch nog moe bent en dat er dagen zijn waarop u niet zoveel kunt doen als u zou willen. Het is belangrijk daar aan toe te geven en een evenwicht te vinden in activiteit en rust. 

U zult moeten wennen aan een andere leef- wijze; u hoeft geen dialyse, CAPD of CCPD meer te ondergaan, heeft geen vochtbeperking en in de meeste gevallen ook geen dieet meer. Als u een nierpancreastransplantatie gehad heeft, bent u ook geen diabeet meer. 

Ondanks dat dit juist de bedoeling was, kan het toch vreemd zijn om alle beperkingen ‘overboord’ te moeten gooien. 

Ontslag uit het ziekenhuis 

Bij ontslag krijgt u de volgende zaken mee: 

  • medicatieoverzicht; 
  • recepten voor medicijnen worden naar de Poli Apotheek gefaxt; 
  • afspraken voor de polikliniek niertransplantatie
  • potjes en bokalen om urine te verzamelen 
  • Indien nodig medicijnen. 

Altijd bellen 

U moet altijd het ziekenhuis bellen bij: 

  • koorts boven de 38° C; 
  • braken en/of langdurige diarree; 
  • klachten zoals minder urineproductie, gewichtstoename /-afname of pijn. 

Op werkdagen neemt u contact op met de polikliniek Niertransplantatie, buiten 

kantoortijden (na 16.30 uur en voor 8.30 uur plus in het weekend) kunt u de verpleegafdeling van het Transplantatie Centrum bellen. U vindt de telefoonnummers aan het einde van deze folder. 

Zelfcontrole na ontslag 

Nadat u getransplanteerd bent is het belangrijk dat u thuis controles uitvoert. U moet uw ochtend temperatuur, gewicht en bloeddruk dagelijks meten. Dit doet u om bijtijds complicaties te herkennen zoals bijvoorbeeld het vasthouden van vocht en/of het ontstaan van een infectie. 

De uitslagen van uw metingen voert u in, in de LUMC Care App of achterin de patiënteninformatiemap (PIM). Voor uw ontslag krijgt u hulp om LUMC Care App te installeren op uw telefoon en uitleg hoe u deze moet gebruiken. 

De uitslagen worden met u besproken op de polikliniek. U overlegt met de arts op de polikliniek wanneer u met het bijhouden van gewicht en temperatuur en eventueel de bloeddruk mag stoppen. 

Polikliniekcontrole 

De dag voordat u voor controle naar de poli- kliniek gaat, moet u gedurende 24 uur urine in een bokaal verzamelen (bijvoorbeeld van 8.00 uur tot 8.00 uur). 

Voor aanvang van het verzamelen moet u eerst op het toilet uitplassen, daarna kunt u beginnen met verzamelen. 

U neemt een kleine hoeveelheid van de urine die in de 24 uur verzameld is mee naar de polikliniek. U noteert de totale hoeveelheid van deze urine plus de datum waarop het verzamelen begonnen is op een etiket op het potje dat u meeneemt. 

Het bezoek aan de polikliniek is altijd ‘s ochtends gepland. U moet het volgende meenemen: 

  • Portie van de verzamelde urine in 24 uur
  • Ochtendportie urine (die u opvangt nadat u de urine van 24 uur verzameld heeft) 
  • Overzicht van temperatuur, gewicht en bloeddruk. Of de gegevens zijn gedeeld via de LUMC Care App 
  • Medicatieoverzicht 
  • Voor 24 uur medicijnen in verband met de mogelijkheid dat u langer in het ziekenhuis moet blijven 
  • Tacrolimus /Cellcept of  Ciclosporine /Cellcept  mag u pas innemen nadat er bloed afgenomen is. Neem deze medicatie daarom mee naar de polikliniek. 
  • Telefoonnummer waarop u bereikbaar bent zodat de arts indien noodzakelijk (bijvoorbeeld naar aanleiding van de bloeduitslagen) contact met u op kan nemen over eventuele veranderingen in de medicatie.

Gebruik maken van mijnLUMC om afspraken in te zien, e-consulten te sturen, extra informatie te lezen. 

Binnen het zorgpad niertransplantatie staat mijnLUMC centraal. U heeft via dit portaal inzicht in uw dossier. U heeft toegang tot het Medical Dashboard: hier vindt u uw thuismetingen uw medicijn overzicht en uw bloeduitslagen. 

In mijnLUMC heeft u ook: 

  • Zicht op al uw afspraken
  • Een specifiek transplantatie zorgpad
  • Toegang tot aanvullende informatie (zo kunt u zich altijd goed voorbereiden op uw afspraak en weet u wat er van u verwacht wordt en wat u van ons kan verwachten) 
  • De mogelijkheid om een vraag te stellen aan uw behandelaar met een e-consult 

Binnen mijnLUMC worden steeds meer functies toegevoegd. Zo kunt u nu ook via mijnLUMC aan ons laten weten hoe u uw opname op de verpleegafdeling of uw polibezoek heeft ervaren. 

Gebruik maken van een videoconsult of telefonisch consult voor het gesprek met uw behandelaar 

Om beter zorg op afstand te kunnen leveren worden in uw eerste jaar na transplantatie 45% van uw polikliniek afspraken omgezet naar video- of telefonische consulten. Een aantal dagen voor dit consult zult u in het LUMC bloed laten afnemen en urine inleveren. De uitslagen hiervan zullen dan bekend zijn als u het consult met de behandelaar heeft. Hiermee voorkomen we wachttijd voor u in ons ziekenhuis en op de polikliniek. De inhoud van het gesprek veranderd niet, er vind alleen geen lichamelijk onderzoek plaats. Wanneer er op basis van het gesprek wel reden is om lichamelijk onderzoek te verrichten zal uw behandelaar hiervoor een afspraak met u maken. Zie de folder videoconsult voor meer informatie.

Thuis medicijnlijst controleren op juistheid (medicatieverificatie) 

Fouten bij de medicatie vormen een van de grootste risico’s voor patiënten bij opname, overplaatsing en ontslag uit het ziekenhuis. Het is belangrijk dat bij opname, overname en ontslag bekend is wat voor medicatie een patiënt gebruikt, en in welke hoeveelheid. Daarom is er steeds meer aandacht voor het identificeren en voorkomen van medicatiefouten bij opname, overplaatsing en ontslag. 

Medicatieverificatie vindt daarom ook plaats als u als patiënt de poli bezoekt, een telefonisch consult of videoconsult heeft. De eerste keren op de polikliniek nierziekten leert de doktersassistent u de medicatiecontrole uit te voeren in het medical dashboard. Daarna zult u de medicatiecontrole zelf gaan doen voordat u een telefonisch of videoconsult heeft. Daarnaast zult u in het eerste jaar na transplantatie twee maal een telefonische medicatiecontrole hebben met de apothekers assistent. Dit zal zijn voordat u een AUC afname (medicijncurve in het ziekenhuis) of een DBS afname (medicijncurve thuis) heeft. Op deze manier leidt dit tot een optimaal medicatieoverzicht en minder medicatiefouten. 

Medicatie curve (medicijnmeting) 

Vanwege uw transplantatie gebruikt u afweeronderdrukkende medicijnen. Om deze medicijnen goed te laten werken, is soms een medicijnmeting in het bloed nodig. Uw behandelend arts zal u vertellen wanneer dit nodig is.  Een medicijncurve kan in het ziekenhuis worden afgenomen of thuis. De meting in het ziekenhuis heet AUC (Area under the curve), dit is een serie bloedafnames binnen een aantal uur, de afnames vinden plaats bij de Centrale Bloed Afname in het LUMC. 

De meting thuis heet 'dried blood spot'-afname (DBS-afname), dit is een serie bloedafnames via een vingerprik. Hierdoor kunt u zelf thuis bloedprikken via een vingerprik. Het bloed gebruiken om de hoeveelheid afweeronderdrukkende medicijnen te bepalen. Zie voor uitleg over de vingerprik de webpagina.

In het 1e jaar na transplantatie vinden de medicijnmetingen 6 weken, 24 weken en 52 weken na de transplantatie plaats. 

Adviezen/leefregels in alfabetische volgorde: 

Autorijden 

De eerste 2 weken na de operatie wordt afgeraden auto te rijden i.v.m. eventuele concentratiestoornissen na de narcose. 

Bewegen na transplantatie 

Als u weer thuis bent is het belangrijk om te bewegen. Het verbeteren van uw conditie is goed voor uw verdere herstel. Tot zes weken na de transplantatie mag u niet meer tillen dan vijf kilo. Dit is vergelijkbaar met een lichte boodschappentas. 

Fietsen op een hometrainer is een goede manier om uw conditie te verbeteren. Als u rustig trapt, mag u dit al direct na thuiskomst gaan doen. Buiten fietsen mag weer zodra dat zonder pijn gaat. Gemiddeld gaat een patiënt drie tot zes weken na de transplantatie weer fietsen. Als u na zes weken weer wilt gaan sporten, bespreek dit dan met de chirurg of verpleegkundig specialist op de polikliniek. Zij kunnen u goed adviseren wat wel en niet mogelijk is voor u.  

Drinken 

Het is belangrijk dat u voldoende drinkt. Dat betekent 2 liter vocht per 24 uur. 

Extra drinken bij warm weer, koorts, inspanning! Voor het drinken van alcohol geldt dat overmatig alcoholgebruik wordt afgeraden. 

Dubbel J-katheter 

Een dubbel J katheter (kunststof slangetje) wordt tijdens de transplantatie in de urineleider ingebracht en loopt van de getransplanteerde nier naar de blaas. De dubbel J katheter wordt na 2 weken tijdens een afspraak verwijderd. Er wordt een katheter met een magneetje de plasbuis ingebracht. Het uiteinde van de dubbel J katheter in de blaas heeft ook een magneetje, nadat ze aan elkaar geklikt zijn is het makkelijk om de dubbel J katheter te verwijderen. 

Deze behandeling is in principe niet pijnlijk, maar kan wel als onprettig ervaren worden en duurt ongeveer 5 minuten. 

De avond voor en op de ochtend van het verwijderen van deze katheter moet u antibiotica (ciprofloxacine 500mg, tenzij anders is afgesproken) innemen om een infectie aan de urinewegen te voorkomen. De antibiotica heeft u bij ontslag meegekregen van de apotheek. 

Na afloop van het onderzoek kunt u last hebben van een loze aandrang. Dit verdwijnt na enkele uren vanzelf. Ook kunt u een branderig gevoel ervaren bij het plassen, dit kan één tot twee dagen duren, en gaat vanzelf over. Indien u twijfelt over de klachten kunt u uiteraard de poli nierziekten bellen.  

Huid 

Door het gebruik van medicijnen die de afweer remmen, loopt u meer risico op het ontstaan van huidkanker. Een zonnebrandcrème beschermt tegen zonnebrand maar een beschermend effect tegen huidkanker is nog niet bewezen. 

Als u huidafwijkingen signaleert, zoals wratten, moedervlekken of sproeten die veranderen van kleur of gaan jeuken, kunt u dat melden bij de arts op de polikliniek. 

Infectie 

U moet infecties zoveel mogelijk zien te voorkomen. Omdat u medicijnen gebruikt die uw afweer verlagen, is het belangrijk dat u de volgende punten in acht neemt: 

  • Handschoenen aan bij het werken in de tuin, het verzorgen van bloemen en planten en bij bijvoorbeeld het verschonen van een kattenbak. 
  • Regelmatig uitplassen is eveneens belangrijk. 
  • Let goed op eventuele wondjes, houd deze goed schoon. 
  • Zorg voor een goede persoonlijke hygiëne, plas goed uit als u seks gehad heeft. 
  • Probeer in griepperiodes ruimtes waarin veel mensen zijn, te vermijden om besmetting te voorkomen. Vermijd ook kinderen met kinderziekten zoals de waterpokken. 

Het toedienen van de griepprik wordt de eerste 3 maanden na transplantatie afgeraden. Mocht u na deze tijd een oproep krijgen voor de griepprik, overleg dan met uw nefroloog.

Maatschappelijk werk 

U kunt altijd beroep doen op een medewerker van maatschappelijk werk bij vragen met betrekking tot gezin, werk of andere maatschappelijke problemen. 

Mondverzorging 

U bent eerder vatbaar voor een ontsteking van het tandvlees. Belangrijk is dat u uw tanden en tandvlees goed verzorgt. Gebruik bij het poetsen een zachte borstel en spoel uw mond eventueel na iedere maaltijd. U kunt altijd een bezoek brengen aan een mondhygiëniste als u daar prijs op stelt. 

Puistjes 

Door het gebruik van het medicijn Prednison kunnen puistjes ontstaan. U kunt hiertegen een zalf vragen bij de arts op de polikliniek. 

Roken 

Er is wetenschappelijk aangetoond dat roken slecht is voor de nierfunctie en een verhoogde kans geeft op hart- en vaatziekten. Het beste is om te stoppen met roken. 

Sauna 

In verband met uw verminderde weerstand wordt u afgeraden het eerste half jaar na transplantatie een sauna te bezoeken. 

Seksualiteit 

Na een transplantatie kunt u last houden van seksuele problemen of deze krijgen. Dit betreft met name erectieproblemen bij mannen die een transplantatie hebben gehad. U kunt dit bespreken met de arts op de polikliniek of met de uroloog. Vrouwen kunnen direct na de transplantatie zwanger worden. Aangezien dat het eerste jaar na transplantatie niet aan te raden is, is het gebruik van goede anticonceptie belangrijk. In verband met de medicijnen die u gebruikt is overleg met de arts op de polikliniek noodzakelijk als u zwanger wilt worden. Eén van de voorwaarden is dat de nierfunctie stabiel is. 

Vakantie 

In verband met de veelvuldige controles van de nierfunctie, is het niet raadzaam om gedurende het eerste half jaar na de transplantatie naar het buitenland op vakantie te gaan. 

Als u dat toch wilt, kunt u dit overleggen met de arts op de polikliniek. 

Voeding 

Na de transplantatie heeft u voor ontslag een gesprek met de diëtist, zij geeft u informatie over gezonde voeding en goede hygiëne bij het bereiden van de voeding. Deze zaken blijven thuis belangrijk voor u, evenals het letten op de uiterste verkoopdatum van voedingsmiddelen. Een folder met richtlijnen vindt u in de PIM en in mijnLUMC. Het gebruik van Prednison kan een honger- gevoel geven waardoor uw eetlust sterk toe kan nemen. Het is belangrijk niet extra te gaan eten om extra belasting van botten en nieren door overgewicht met alle nadelige gevolgen daarvan te voorkomen. 

Werkhervatting 

Het is moeilijk een uitspraak te doen over mogelijk (weer) werken. Wanneer u zich goed voelt en behoefte heeft (weer) aan het werk te gaan, zijn hier meestal geen bezwaren tegen. Het is aan te raden dit onderwerp te bespreken met de arts op de polikliniek aangezien de werksituatie voor iedereen verschillend is. 

Zon 

Door het gebruik van Prednison wordt uw huid dunner waardoor u eerder kunt verbranden in de zon dan u wellicht gewend bent. Het is voor u daarom belangrijk een zonnebrandcrème te gebruikten met een hoge beschermingsfactor (minimaal 30) en niet uitgebreid te zonnen. 

Blijf met name tussen 12 en 15 uur uit de zon en ga zo min mogelijk onder de zonnebank 

Zwemmen 

In een zwembad wordt het eerste half jaar afgeraden i.v.m. verlaagde afweer. 

Medicijnen algemeen 

In het eerste jaar na uw transplantatie krijgt u al uw medicijnen via de apotheek van het LUMC. Wanneer er veranderingen plaatsvinden in medicijnen dan neemt de poli apotheek contact met u op, u krijgt u uw medicijnen thuisgebracht of u kunt het ophalen uit de medicatie kluis in het LUMC. 

U krijgt uw medicijnen mee naar huis wanneer u met ontslag gaat. De Poli Apotheek levert gedurende het jaar medicijnen aan u en overlegd met u hoeveel u nodig heeft. Wanneer het 1e jaar na de transplantatie is verstreken kunt u er voor kiezen om uw medicijnen te ontvangen via uw eigen apotheek bij u in de buurt of dat u uw medicijnen blijft ontvangen via de apotheek van het LUMC. De Poli Apotheek neemt contact op met u aan het einde van het eerste jaar na transplantatie om te bespreken van welke apotheek u uw medicijnen wilt ontvangen.

Alle informatie over de apotheek in het LUMC vindt u op deze webpagina.

Wanneer u vragen heeft over uw medicatie kunt u bellen met de Poli Apotheek tel: 071-5265400, maandag t/m vrijdag 08:00-18:00 uur. U kunt ook een mail sturen; bestelling-geneesmiddelen@lumc.nl

Het is belangrijk om uw medicijnen op de juiste wijze te gebruiken. Door een verkeerd gebruik kunnen de medicijnen ineffectief worden of kunnen bijwerkingen verergeren. 

Hieronder staan tips hoe u zorgvuldig met de medicijnen omgaat.

  • Bewaar de medicijnen in de originele verpakking om verandering van de werkzame stoffen te voorkomen. Pak de medicijnen pas uit vlak voordat u ze in wilt nemen. Dit geldt vooral voor Ciclosporine, Tacrolimus en Cellcept. 
  • Gebruik medicijnen altijd precies volgens het voorschrift van de arts. Verander niets zonder overleg. U krijgt een medicatieoverzicht met de innametijden mee bij ontslag. 
  • Het is erg belangrijk dat u de medicijnen op de juiste tijden inneemt. Voor Ciclosporine, Tacrolimus en Cellcept betekent dit 12 uur tussen de verschillende innametijden. 
  • Als u medicijnen vergeten hebt in te nemen, moet u zo snel mogelijk de gemiste dosering innemen. Dit kunt u doen tot drie uur na de voorgeschreven tijd. Als het langer dan drie uur geleden is, moet u contact opnemen met de polikliniek of de verpleegafdeling. 
  • Ga verder met medicijnen slikken volgens schema, dus de afgesproken tijd er weer tussen. Neem nooit een dubbele dosis in! 
  • Wanneer u binnen een kwartier na inname van de medicijnen moet braken, moet u nogmaals dezelfde dosering innemen. 
  • Stop nooit met medicijnen die tegen afstotingsverschijnselen  gebruikt  worden. Het zomaar stoppen, hoe kort ook, kan leiden tot afstoting van de getransplanteerde nier. Ook al heeft u last van bijwerkingen, hoe vervelend ook, overleg altijd eerst met de arts op de polikliniek voordat u stappen onderneemt.     
  • Gebruik nooit homeopathische of vrij verkrijgbare medicijnen zonder overleg met de arts op de polikliniek. Hiermee wordt ook homeopathische thee bedoeld. 
  • Gebruik geen andere pijnstilling dan paracetamol tenzij de transplantatie-arts dat voorschrijft. 
  • Als u de tandarts of een andere arts bezoekt, moet u deze altijd op de hoogte brengen van uw medicijngebruik. 
  • Overleg met de nefroloog over antibioticabescherming bij ingrepen. 

Medicatiegebruik en bijwerkingen 

Na de transplantatie dient u de rest van uw leven bepaalde medicijnen te slikken. Om u een overzicht te geven van de werking en mogelijke bijwerkingen, zijn een aantal medicijnen die voorgeschreven worden op het moment dat u het ziekenhuis verlaat voor u op een rij gezet.

Zo kunt u ook zelf goed in de gaten houden of er veranderingen optreden. Een uitgebreid overzicht van de werking en mogelijke bijwerkingen van ieder medicijn vindt u natuurlijk 

altijd in de bijsluiter. Het is van groot belang dat u zich realiseert dat bijwerkingen op kúnnen treden, dat hoeft dus niet het geval te zijn. 

Tacrolimus (Prograft/Adport/Advagraf/Dailiport/Envarsus) is ook een medicijn dat dient om afstoting van uw donornier tegen te gaan. Het kan bijwerkingen geven zoals de 

verminderde nierfunctie, de verhoogde bloed- druk en vetten in het bloed. 

Mogelijke bijwerkingen die voor u wel zicht- baar/merkbaar kunnen zijn, zijn: 

  • Maag-/darmklachten waaronder diarree; 
  • Branderig gevoel in handen en voeten bij een te hoge dosering; 
  • Verminderde concentratie; 
  • Haaruitval; 
  • Diabetes Mellitus.

Neem Tacrolimus nooit in met grapefruit of grapefruitsap aangezien dit de opname van het medicijn verstoort.

In combinatie met niet voorgeschreven medicijnen kan Tacrolimus ongewenste bijwerkingen hebben. 

Ciclosporine (Neoral) kan in plaats van Tacrolimus gegeven worden en is ook een medicijn dat dient om afstoting van uw donornier tegen 

te gaan. De hoeveelheid werkzame stof die  in uw bloed komt is van groot belang. Bij een tekort aan Ciclosporine wordt de nier onvoldoende beschermd tegen afstoting en bij een teveel neemt de kans op bijwerkingen toe. Om de juiste dosering te kunnen geven worden 

regelmatig bloedspiegels bepaald. Afhankelijk hiervan kan de Ciclosporine dosering aangepast worden. Afspraken over eventuele bloedspiegelbepaling worden via de polikliniek gemaakt. 

Mogelijke bijwerkingen van Ciclosporine zoals verhoogde bloeddruk, verhoogde vetten in het bloed en een verminderde werking van de nieren, zijn niet direct merkbaar voor 

u. Dit wordt zorgvuldig door de arts op de polikliniek in de gaten gehouden. 

Bijwerkingen die voor u wel zichtbaar/ merkbaar zijn, maar lang niet altijd optreden en deels dosisgebonden zijn: 

  • licht trillen van de handen; 
  • branderig gevoel in handen en voeten; 
  • groei van lichaamshaar; 
  • gezwollen of bloedend tandvlees; 
  • verminderde concentratie; 
  • hoofdpijn; 
  • pijnlijke menstruatie of het uitblijven hiervan.

Neem Ciclosporine nooit in met grapefruit of grapefruitsap aangezien dit de opname van het medicijn verstoort. In combinatie met niet voor- geschreven medicijnen kan Ciclosporine ongewenste bijwerkingen hebben. 

Cellcept (Mycofenolaat Mofetil) krijgt u na de transplantatie in een vaste dosering per dag. Het vermindert de productie van antistoffen. De voornaamste bijwerkingen van Cellcept die op kunnen treden, zijn diarree, braken en een verminderd aantal witte cellen in het bloed. Bij een verminderd aantal witte bloedcellen bent u gevoeliger voor infecties. 

Sommige bijwerkingen verdwijnen wanneer uw lichaam gewend is aan de Cellcept.

Voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd gelden de volgende aandachtspunten:

  • gebruik effectieve anti-conceptie (condoom en/of de pil) vanwege een verhoogde kans op miskramen en aangeboren afwijkingen.

  • bij een zwangerschapswens of plotse zwangerschap moet u direct contact openemen met uw behandelend arts. 

Prednison onderdrukt het afweersysteem en voorkomt ontstekingen waardoor afstoting van de donornier voorkomen wordt. Aanvankelijk krijgt u een hoge dosering Prednison, hierna wordt de dosering langzaam volgens een schema afgebouwd. 

De belangrijkste bijwerkingen van Prednison zijn: 

  • toename van de eetlust; 
  • puistjes, acné-achtige klachten botontkalking; maagklachten; 
  • vertraagde wondgenezing; 
  • veranderde vetverdeling over het lichaam; 
  • diabetes mellites (mogelijk tijdelijke).

Pantoprazol en Omeprazol (Losec) zijn maagbeschermende medicijnen die u voorgeschreven krijgt om maagklachten tegen te gaan. Er treden over het algemeen weinig bijwerkingen op bij het gebruik van deze medicijnen. 

Het is belangrijk dat u geen maagzuurbindende middelen zonder recept gebruikt (zoals antagel of rennies). Deze middelen zijn niet effectief genoeg om de maag te beschermen en hebben wisselwerking met andere medicijnen. 

Specifieke informatie voor de patiënt die een nierpancreastransplantatie heeft gehad 

Naast de hiervoor beschreven adviezen en richtlijnen, zijn er voor u nog een aantal andere zaken die specifieke aandacht nodig hebben. Deze worden in tijdsperiodes aangegeven: 

Tot 3 maanden na de transplantatie 

U moet iedere ochtend voor de maaltijd uw bloedsuikerwaarde meten. Deze waarde moet  u opschrijven in het diabetesdagboek of de PIM ( patiënteninformatieklapper) en meenemen naar de poli om met de arts te bespreken. 

3 tot 6 maanden na de transplantatie 

Een keer per week de bloedsuikerwaarde voor de maaltijd meten en dit bijhouden in het diabetesdagboek.

Wanneer moet u contact opnemen

Bij een nuchter bloed- suikerwaarde die hoger dan 7.5 mmol moet u contact opnemen.

Belangrijke telefoonnummers Polikliniek

Niertransplantatie 071-526 37 96 (tijdens kantooruren van 9.00 uur - 12.00 uur)

Centrale 071-526 91 11 (tussen 12.00 uur - 17.00 uur) vragen naar Polikliniek Niertransplantatie.

Transplantatiecentrum 071-526 47 14 (na 17.00 uur en in het weekend)

MijnLUMC

Wij adviseren u ook om gebruik te maken van mijnLUMC, het patiëntportaal voor patiënten van het LUMC.

Wilt u zich oriënteren op het hele proces rondom niertransplantatie dan willen wij u graag verwijzen naar ( webpagina niertransplantatie

Wilt u zich oriënteren op het hele proces rondom (nier)alvleeskliertransplantatie dan willen wij u graag verwijzen naar (webpagina (nier)pancreastransplantatie)

Website Transplantatie Centrum 

Bent u benieuwd naar ontwikkelingen binnen het Transplantatie Centrum en wat wij voor aanvullende informatie voor u hebben (Transplantatie Centrum

Op de website van het Transplantatie Centrum vindt u allerlei belangrijke informatie. Zo ook het eBook Leven na een transplantatie.