Patiëntenfolder

Behandeling van baarmoederhalskanker (cervixcarcinoom)

Binnenkort wordt bij u een behandeling uitgevoerd in verband met baarmoederhalskanker (cervixcarcinoom). De reden voor deze behandeling en wat u daarvan kunt verwachten heeft u reeds met uw arts besproken. Vaak is het zo dat er na zo’n gesprek nog vragen opkomen. Deze folder geeft uitleg over baarmoederhalskanker (wat het is en bij wie het voorkomt), maar ook over de diagnostiek en behandeling van baarmoederhalskanker. Als basis voor deze folder is de patiëntenvoorlichting ‘Baarmoederhalskanker’ van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) gebruikt, aangevuld met specifieke informatie over de behandeling gegeven in het LUMC. Mochten er nog vragen of onduidelijkheden zijn, voor u of uw partner, dan kunt u deze het beste bespreken met uw verpleegkundige of behandelend arts.

Deze informatie is opgesteld door de afdeling Gynaecologie.

Onze zorg

Wat is Behandeling van baarmoederhalskanker (cervixcarcinoom)?

Baarmoederhalskanker is kanker die ontstaat in de cellen van het slijmvlies van de baarmoederhals (zie figuur 1).

Baarmoederhalskanker komt voor bij vrouwen van alle leeftijden, maar het meest bij vrouwen van 35 tot 50 jaar. Elk jaar krijgen in Nederland ongeveer 750 vrouwen baarmoederhalskanker. Bij baarmoederhalskanker speelt het humaan papillomavirus (HPV) een rol. Dit virus wordt door geslachtsgemeenschap overgebracht. HPV infectie komt bij veel vrouwen voor: meer dan 80% van de vrouwen krijgt ooit een HPV-infectie. Vaak wordt dit door het lichaam zelf weer opgeruimd. 

Baarmoederhalskanker blijkt vaker voor te komen bij vrouwen die roken dan bij vrouwen die niet roken. Roken beïnvloedt mogelijk het afweersysteem van het lichaam waardoor het humaan papillomavirus ter plaatse niet opgeruimd wordt en eventueel baarmoederhalskanker kan veroorzaken. 

Uitzaaiingen bij baarmoederhalskanker 

Baarmoederhalskanker kan zich op verschillende manieren uitbreiden: 

  • Door directe doorgroei in de omgeving 
  • Door uitzaaiingen in de lymfeklieren 
  • Door uitzaaiingen in het bloed (zeer laat stadium)

Als de tumor groeit kan de kanker zich uitbreiden naar de schede of naar het steunweefsel rond de baarmoedermond. In een later stadium kan uitbreiding ontstaan naar de blaas, de endeldarm of de buikholte. Er kunnen ook tumorcellen losraken en via het lymfestelsel en/of de bloedbaan worden verspreid. Zo ontstaan uitzaaiingen buiten de baarmoeder-mond en op afstand hiervan. Bij baarmoederhals-kanker gaat het vooral om uitbreiding via het lymfeklieren. 

Verspreiding via het bloed treedt bij baarmoederhalskanker minder vaak op en dan pas in een zeer laat stadium. Dan kunnen uitzaaiingen ontstaan in de longen, de botten of de lever. 

Wat zijn de klachten bij baarmoederhalskanker 

Afwijkingen aan de cellen van de baarmoederhals, in het allereerste begin, geven geen klachten. Het eerste verschijnsel dat u zelf kunt opmerken is een bloederige of bruinige afscheiding, buiten de gewone menstruatiecyclus, of bloedverlies tijdens of vlak na geslachtsgemeenschap (dit heet ook wel contactbloeding). 

Hoe ontstaat baarmoederhalskanker 

HPV virus is de oorzaak van baarmoederhalskanker. Het virus nestelt zich in de cellen van de baarmoederhals en veroorzaakt veranderingen in het DNA.  Deze infectie van het virus wordt in de meeste gevallen opgeruimd door het lichaam. Wanneer dit niet gebeurd ontstaat een chronische infectie. Hierdoor ontstaan veranderingen in cellen die kunnen veranderen in een voorloperstadium van baarmoederhalskanker. Dit is makkelijk te behandelen. Als het voorloperstadium niet behandeld wordt kan uiteindelijk baarmoederhalskanker ontstaan. Dit proces van afwijkende cellen naar een voorstadium naar kanker verloopt heel langzaam en kan wel tien tot vijftien jaar duren.

Voorbereiding

Wat gaat er vooraf aan het onderzoek of de behandeling?

Inwendig onderzoek en uitstrijkje 

Bij klachten of verdenking op baarmoederhalskanker zal de arts eerst een inwendig onderzoek verrichten en een uitstrijkje afnemen. Bij een uitstrijkje worden cellen afgenomen van de baarmoedermond. De patholoog-anatoom beoordeelt deze cellen onder de microscoop en deelt ze in, in de zogeheten PAP-klasse, deze loopt van PAP I (geen afwijkingen) tot PAP V (kankercellen). Ligt de uitslag van het uitstrijkje boven PAP-klasse I, dan zal de gynaecoloog na verloop van tijd een nieuw uitstrijkje maken, of verder onderzoek verrichten in de vorm van een colposcopie. 

Colposcopie 

Om de baarmoedermond nauwkeurig te bekijken, maakt de gynaecoloog gebruik van een colposcoop, een sterk vergrotende loep. Tijdens dit onderzoek kan de baarmoederhals beoordelen. Vaak wordt hierbij gebruik gemaakt van azijnzuur, een vloeistof die afwijkende cellen wit kan kleuren. Het onderzoek kan vervelend zijn, maar is niet echt pijnlijk. Een verdoving of narcose is dan ook zelden nodig. 

Als er afwijkingen zijn neemt de gynaecoloog een stukje weefsel (biopt) weg. Dit weefsel wordt onder de microscoop bekeken door een patholoog-anatoom die het indeelt in een CIN-klasse of in kankercellen. CIN betekent cervicale intra-epitheliale neoplasie; deze varieert van I (minimale afwijking) tot III (ernstige afwijkingen). Afhankelijk van het voorstadium kan de gynaecoloog een eenvoudige behandeling doen aan de baarmoederhalskanker. (lisexcisie) 

Is er sprake van baarmoederhalskanker, dan vindt verder onderzoek plaats: 

  • inwendig onderzoek, eventueel onder narcose 
  • bloedonderzoek 
  • aanvullend radiologisch onderzoek

Inwendig onderzoek 

De gynaecoloog verricht een inwendig onderzoek, vaak samen met een andere specialist zoals de radiotherapeut. Soms is onder narcose beter te voelen hoe groot de baarmoederhalskanker is en of deze zich al heeft uitgebreid buiten de baarmoedermond. Tijdens de narcose kan eventueel ook een cystoscopie of rectoscopie worden gedaan: dit zijn onderzoeken waarbij in de blaas of in het laatste deel van de dikke darm wordt gekeken naar doorgroei van de baarmoederhalskanker. Dit onderzoek onder narcose vindt plaats in dagbehandeling; u wordt kort opgenomen in het ziekenhuis. 

Of nog ander onderzoek nodig is, hangt af van de mate waarin de baarmoederhalskanker zich heeft uitgebreid. 

Bloedonderzoek 

Vaak zal de gynaecoloog bloedonderzoek laten verrichten naar uw algemene gezondheid, zoals bijvoorbeeld naar het ijzergehalte (Hb) en de werking van de nier en de lever. Soms worden de waarden van een soort merkstoffen in het bloed, zogeheten tumormarkers, bepaald die verband kunnen houden met baarmoederhalskanker. 

Radiologisch onderzoek 

Röntgenonderzoek 

Meestal wordt er een röntgenfoto van de longen gemaakt om na te gaan of de baarmoederhals-kanker zich eventueel heeft uitgebreid naar de longen. Gelukkig is dit zeer zelden het geval. 

MRI (magnetic resonance imaging) 

Een MRI-scan is een uitgebreide radiologische onderzoek. Hier kan de  de plaats, de grootte en de eventuele uitbreiding van de baarmoederhalskanker en eventuele uitzaaiingen in de buik duidelijk zichtbaar worden gemaakt. 

Eventueel op indicatie (bij verdenking op lymfeklieruitzaaiingen op de MRI) wordt een PET-CT scan gemaakt om uitzaaiingen verder in het lichaam op te sporen of uit te sluiten. 

MDO (multidisciplinair overleg) 

Elke patient met baarmoederhalskanker wordt besproken voor de start behandeling in dit team overleg waarbij naast gynaecologen ook radiotherapeuten, oncologen , radiologen en pathologen zitten. 

Hier worden alle onderzoeken naast elkaar gelegd tezamen met de bevindingen van de arts die u heeft onderzocht. Zo wordt een behandelplan gemaakt. 

Het stadium van baarmoeder-halskanker 

Bij baarmoederhalskanker wordt het stadium vastgesteld aan de hand van: 

  • de grootte van de tumor 
  • de mate van doorgroei in het omringende weefsel 
  • de aanwezigheid van uitzaaiingen in andere organen 

Er worden vier stadia onderscheiden: 

  • stadium I: de kanker is beperkt tot de baarmoedermond 
  • stadium II: de kanker is doorgegroeid tot in het steun- of spierweefsel van de bekkenbodem of in het bovenste deel van de vagina 
  • stadium III: de kanker is doorgegroeid tot aan de bekkenwand of tot in het onderste deel van de vagina
  • stadium IV: de kanker is buiten het bekken gegroeid, in de blaas of de endeldarm, of er zijn uitzaaiingen in andere organen, bijvoorbeeld in de longen, de lever of de botten.

Hoe kunt u zich voorbereiden?

De behandeling van baarmoederhalskanker wordt in gespecialiseerde centra uitgevoerd, meestal in de academische ziekenhuizen. 

Mogelijke behandelingen bij baarmoederhalskanker zijn: 

  • Verwijdering van een gedeelte van de baarmoederhals (conisatie) 
  • Verwijdering van de baarmoeder, eventueel de eierstokken en eileiders, en lymfklieren in het bekken (radicale baarmoederverwijdering/hysterectomie met lymfadenectomie) 
  • Verwijdering van de gehele baarmoederhals (met behoud van de baarmoeder zelf zodat zwangerschap nog mogelijk is) en lymfklieren in het bekken (radicale trachelectomie). Dit een baarmoedersparende operatie 
  • Bestraling (radiotherapie), al dan niet in combinatie met chemotherapie 
  • Chemotherapie alleen 
  • Bestraling in combinatie met warmtebehandeling (hyperthermie)

Welke behandeling voor u het beste is, is afhankelijk van het soort kankercellen, en van het stadium van baarmoederhals-kanker. Daarbij is mede van belang wat u zelf wilt en aankunt. 

Op basis van de grootte van de tumor, uitbreiding van de tumor buiten de baarmoedermond en de aanwezigheid van uitzaaiingen wordt door het multidisciplinaire behandelteam een behandelvoorstel gedaan. Soms wordt na een operatie nog aanvullende behandeling met bestraling, eventueel in combinatie met chemotherapie of warmtetherapie, geadviseerd. De behandeling wordt in dat geval adjuvante (aanvullende) behandeling genoemd. 

Over het algemeen is baarmoederhals-kanker goed te behandelen. Als er echter uitzaaiingen worden vastgesteld buiten het bekken (bijvoorbeeld in de lever of in de longen) is de kans op genezing heel kleiner. In dat geval zal het behandelteam een voorstel doen om de tumor groei zoveel mogelijk te remmen en de klachten zoveel mogelijk te bestrijden. Dit noemen we palliatieve behandeling. Zo kan bestraling het bloedverlies verminderen of doen stoppen. 

De aangewezen behandeling zal in samenspraak met alle betrokken artsen en de patiënt worden gemaakt. Maar in het algemeen kan worden gesteld dat een operatie de aangewezen behandeling is als de tumor tot de baarmoeder beperkt is gebleven, terwijl bestraling (eventueel gecombineerd met chemotherapie) is aangewezen als de tumor zich ook buiten de baarmoederhals bevindt. Soms is pas na de operatie duidelijk dat de tumor zich buiten de baarmoeder bevindt, dan zal er na de operatie nog bestraling, eventueel in combinatie met chemotherapie, worden geadviseerd. 

Ook als de tumor buiten de baarmoederhals zich bevindt of als de tumor (beperkt tot de baarmoederhals) te groot is, kan bestraling worden overwogen. Het effect van bestraling doet niet onder voor die van een operatie. Het is dus belangrijk om een goede selectie te maken welke patient welke behandeling krijgt. 

Zoveel mogelijk zal worden voorkomen om verschillende behandelingen  (operatie, bestraling en chemotherapie) uit te voeren als het met 1 behandeling kan lukken 

Operatie 

Hoe uitgebreid de operatie moet zijn, hangt af van het stadium van de baarmoederhalskanker. Een operatie wordt in principe alleen verricht als de tumor tot de baarmoedermond beperkt is gebleven. 

Schildwachtklierprocedure 

Tumorcellen kunnen zich via het weefselvocht (lymfevocht) naar de lymfeklieren in het bekken verplaatsen. Daarom is het bij baarmoederhalskanker van belang om te weten of er uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren in het bekken. Er wordt om die reden een MRI scan gemaakt, als daarbij geen uitzaaiingen worden gezien dan is het alsnog nodig om een aantal lymfeklieren te verwijderen en onder de microscoop te onderzoeken. 

Een nieuwe techniek maakt het mogelijk de belangrijkste lymfeklier op te sporen, die via een lymfevat rechtstreeks in verbinding staat met de tumor. Deze belangrijkste lymfeklier wordt de schildwachtklier, de poortwachterklier of in het Engels de ‘sentinel node’ genoemd. Zo’n klier wordt als eerste aangetast wanneer de tumor uitzaait. Pas daarna worden de overige lymfeklieren aangetast. Deze sentinel node wordt in meer detail onderzocht door de patholoog dan de overige lymfeklieren. Hierdoor kunnen eventuele uitzaaiingen beter worden opgespoord. 

Deze procedure maakt onderdeel uit van een operatieve ingreep en de bijbehorende voorbereiding die uw arts met u heeft besproken. De dag voor de operatie komt u naar het ziekenhuis voor een inwendig onderzoek en scan. U neemt plaats op een gynaecologische onderzoeksstoel. De arts (nucleair geneeskundige en gynaecoloog) zal door middel van een injectie rond de tumor een kleine hoeveelheid radioactieve stof toedienen gecombineerd met een contrastmiddel (ICG). Deze stoffen worden door de lymfevaten naar de sentinel node getransporteerd. Hierna zal met behulp van speciale CT scans op verschillende momenten gekeken worden of de sentinel node zichtbaar is. 

Voor het maken van de foto’s gaat u naar de afdeling nucleaire geneeskunde. 

Tijdens de operatie, de volgende dag, zal uw behandelend arts de sentinel node opsporen en verwijderen. Daarna zal de gynaecoloog nog de resterende lymfeklieren links en rechts uit het bekken verwijderen (de standaard lymfeklierverwijdering). 

Direct voorafgaand aan de operatie wordt er onder narcose een injectie met blauwe kleurstof gegeven in de baarmoedermond, deze stof wordt net als de radioactieve stof naar de sentinel node getransporteerd. 

Door het gebruik van blauwe kleurstof verkleurt de huid, u krijgt een grauwe groenige teint. De urine is ook blauw-groen verkleurd. Deze klachten verdwijnen meestal snel. Voor zover bekend zijn aan het gebruik van de radioactieve stof en de blauwe kleurstof geen risico’s verbonden. Als u een allergie tegen schaaldieren heeft dan kan dit een allergische reactie op het contrastmiddel ICG geven. 

Verwijdering van een gedeelte van de baarmoederhals 

In een voorstadium of een vroeg stadium van kanker kan eventueel alleen een klein gedeelte van de baarmoederhals worden verwijderd. Hierbij word een kleine plak van de baarmoedermond afgehaald door te branden (een lis-excisie) of wordt een kegeltje uit de baarmoedermond gesneden (conisatie). De baarmoeder zelf blijft intact. De lis-excisie kan poliklinisch of in dagbehandeling plaatsvinden; de conisatie vindt plaats in dagbehandeling of tijdens een opname in het ziekenhuis. De gynaecoloog bespreekt met u wat de beste behandeling voor u is. 

Radicale trachelectomie 

Een radicale trachelectomie is een baarmoedersparende operatie voor vrouwen met baarmoederhalskanker én een kinderwens. De arts verwijdert de baarmoederhals met het omringende steunweefsel, de top van de vagina en de lymfeklieren uit de onderbuik/bekken. Na het uitnemen van de baarmoederhals wordt de schede weer vastgehecht op het onderste deel van de resterende baarmoeder. Voorafgaand hieraan wordt meestal ook nog een bandje (‘cerclage’) aangebracht rond de rest van de baarmoederhals om te voorkomen dat bij een eventuele zwangerschap voortijdige ontsluiting ontstaat. De baarmoederhals wordt hierbij nog wel voldoende opengelaten om te kunnen menstrueren en om zwanger te worden. Meestal wordt aan het einde van deze operatie een koperspiraal achtergelaten in de opening van de baarmoederhals. Deze blijft tot 6 maanden na de operatie zitten. 

Alleen vrouwen met een vroeg stadium van baarmoederhalskanker en een kinderwens komen voor een radicale trachelectomie in aanmerking. Na de operatie kunnen de meeste vrouwen via de normale weg zwanger worden. Wel is altijd een keizersnede nodig. 

Afhankelijk van het stadium van de baarmoederhalskanker, kan het zijn dat u voorafgaand aan deze operatie (neo-adjuvante) chemotherapie nodig heeft om de tumor kleiner te maken. Ook kan het zijn dat het verwijderen van lymfklieren plaatsvindt via een kijkoperatie (laparoscopie) voorafgaand aan de trachelectomie om uitzaaiingen naar de lymfklieren uit te sluiten, voordat de trachelectomie wordt verricht. In geval van uitzaaiing naar de lymfeklieren wordt een trachelectomie afgeraden en wordt een andere behandeling geadviseerd, meestal chemoradiatie. 

Verwijdering van de baarmoeder, baarmoederhals (evt. eierstokken en eileiders) en lymfklieren (radicale baarmoederverwijdering/hysterectomie en lymfadenectomie) 

Bij een verder gevorderd stadium vindt een meer ingrijpende operatie plaats waarbij de gehele baarmoeder wordt verwijderd eventueel samen met de eierstokken en eileiders, het bovenste deel van de schede en een deel van het steunweefsel. Bij deze operatie worden ook de lymfklieren uit het bekken verwijderd om eventuele uitzaaiingen te ontdekken of weg te halen. De operatie vindt plaats door middel van een snede in de onderbuik, vanaf het schaambeen tot de navel of net daarboven. Soms is het mogelijk de operatie via een dwarse snede of bikinisnede te verrichten. Tijdens de operatie voelt de gynaecoloog in de buikholte naar eventuele uitzaaiingen in de lymfklieren, in de lever of in het vetschort van de buik. Soms wordt tijdens de operatie al een versneld onderzoek gedaan van de lymfeklieren door de patholoog-anatoom (dit heet een vriescoupe). 

In het LUMC is een operatietechniek ontwikkeld om bij de radicale baarmoederverwijdering bepaalde zenuwbanen in het bekken niet te beschadigen. Deze zenuwen hebben allerlei belangrijke functies voor het functioneren van blaas, endeldarm en de seksualiteit. De operatie wordt uitgevoerd door een of meerdere gynaecologen met een extra opleiding in de gynaecologische oncologie. Bij de operatie is vaak ook een arts in opleiding tot gynaecoloog aanwezig. Eén van hen maakt kennis met u voor de operatie. 

De uitslag 

Zeven tot tien dagen na de operatie krijgt de gynaecoloog de uitslag van de patholoog anatoom, waar alle verwijderde weefsels naar toe zijn gestuurd. Dit microscopisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of u met de operatie afdoende bent behandeld. In sommige gevallen is het noodzakelijk dat de operatie nog gevolgd wordt door bestraling of een combinatie van bestraling en chemotherapie (chemoradiatie).De uitslag wordt besproken in een zogenaamd multidisciplinair overleg (MDO). 

Bestraling (radiotherapie) 

Bestraling is een plaatselijke behandeling waarbij kankercellen geheel of gedeeltelijk door straling worden vernietigd. Kankercellen verdragen straling slechter dan gezonde cellen. Door straling beschadigde kankercellen herstellen zich niet of nauwelijks. Gezonde cellen herstellen zich in het algemeen wel. Bestraling kan gebruikt worden om te genezen maar ook als een aanvullende (adjuvante) behandeling na de operatie of ondersteunende (palliatieve) behandeling. 

Bij een verder gevorderd stadium van baarmoederhalskanker wordt bestraling als eerste behandeling geadviseerd, vaak in combinatie met chemotherapie. In sommige gevallen wordt liever gekozen voor bestraling met warmtebehandeling (hyperthermie). 

Meestal bestaat bestraling uit een combinatie van inwendige en uitwendige bestraling van de baarmoeder, eileiders, eierstokken, het bovenste deel van de vagina en de lymfklieren in het bekken. 

Uitwendige bestraling 

Bij uitwendige bestraling dient de arts de straling toe met behulp van een bestralingstoestel. De bestraling vindt van buitenaf - door de huid heen - van verschillende kanten plaats. De radiotherapeut berekent hoeveel straling u nodig hebt. Meestal vindt bestraling plaats gedurende een aantal minuten, gedurende een aantal weken op elke werkdag (5 dagen per week). Voor uitwendige bestraling is geen opname in het ziekenhuis nodig. De uitwendige bestraling begint (indien nodig) enkele weken na de operatie. 

Inwendige bestraling 

Bij inwendige bestraling (brachytherapie) plaatst de arts een stralingsbron in de baarmoeder en/of het bovenste gedeelte van de vagina en vindt bestraling van binnenuit plaats. Het inbrengen van de stralingsbron gebeurt onder plaatselijke verdoving of onder narcose. 

Bij inwendige bestraling kunnen de lymfklieren niet bestraald worden. Tijdens de inwendige bestraling van ongeveer een kwartier verblijft u, vanwege de straling, in een speciale kamer. Daar sluit de arts u via slangen aan op een 'after-loading apparaat' waarin radioactief materiaal zit. De radiotherapeut berekent hoeveel straling u nodig hebt. De inwendige bestraling gaat altijd gepaard met een opname in het ziekenhuis. Als de bestraling klaar is, bent u gelijk vrij van straling; er is geen gevaar voor anderen. 

Chemotherapie 

Bij chemotherapie wordt de deling van de kankercellen geremd. Er zijn verschillende soorten chemotherapie die op verschillende manieren kunnen worden gebruikt: in een infuus, een injectie of door middel van tabletten. De arts zal met u bespreken welke behandeling voor u het beste is. 

Chemotherapie wordt vaak in combinatie met bestraling gegeven omdat dit het effect van de bestraling vergroot. Het kan ook vóór een operatie worden gegeven om te proberen de kanker zo klein mogelijk te maken. Ook kan chemotherapie helpen de klachten te verminderen bij een vergevorderd stadium van baarmoederhalskanker. 

Warmtebehandeling (hyperthermie) 

Deze behandeling vindt alleen plaats in gespecialiseerde ziekenhuizen. Hyperthermie betekent letterlijk 'verhoogde temperatuur'. Bij deze behandeling wordt de kanker verwarmd tot een temperatuur van 40-45 graden om de kankercellen te vernietigen of ze gevoeliger te maken voor een andere behandeling. Hyperthermie wordt bij vergevorderde baarmoederhalskanker gegeven en altijd in combinatie met andere behandelingen, zoals bestraling. 

Kunt u zelf kiezen? 

De gynaecoloog overlegt met het behandelteam, bestaande uit radiotherapeut, oncoloog en radioloog over welke behandeling geadviseerd moet worden. Hierna zal de gynaecoloog met u bepalen welke behandeling in uw situatie de beste behandeling is. De behandeling is in principe afhankelijk van de resultaten die gevonden zijn bij de verschillende onderzoeken, maar ook bijvoorbeeld of er (nog) een kinderwens is en/of u andere ziekten en aandoeningen heeft waar rekening mee gehouden moet worden. U bent zelf echter degene die beslist of u de voorgestelde behandeling wilt ondergaan. Het kan zijn dat de belasting of de mogelijke bijwerkingen en/of gevolgen van een behandeling voor u niet (meer) opwegen tegen de te verwachten resultaten. 

Het kan ook zijn dat u niet meer wilt proberen te genezen, maar zo goed mogelijk de klachten en symptomen van de kanker wilt behandelen om zo min mogelijk hinder te ondervinden. Dit kan met ondersteunende behandelingen zoals bestraling, om het bloedverlies verminderen of te stoppen. Bespreek uw klachten en ideeën met uw arts.

Het onderzoek / de behandeling

Wat zijn de risico's, bijwerkingen of complicaties?

Meestal is de behandeling van baarmoederhalskanker een langdurige behandeling die veel energie vraagt. Vermoeidheid of een gevoel van slapte kunnen maanden tot soms jaren aanhouden. 

Gevolgen van de operatie 

Een uitgebreide baarmoederoperatie (eventueel in combinatie met bestraling) vergt veel van een vrouw, zowel in geestelijk als in lichamelijk opzicht. De meeste vrouwen kunnen zich na de ingreep nog een periode slap en moe voelen. Het beste is om geleidelijk te proberen hoeveel het lichaam aankan. De eerste maand moet zwaar tillen vermeden worden en moet het werk in huis beperkt worden tot kleine karweitjes. Bij ontslag na de operatie krijgt u verpleegkundige adviezen voor thuis. Wanneer het huishouden in het gedrang komt, kan via het WMO loket van de gemeente, huishoudelijke hulp aangevraagd worden. Hervatting van werk of werkzaamheden is afhankelijk van meerdere factoren; lichamelijk en emotioneel/psychisch herstel, aanvullende behandeling en belasting hierdoor en zwaarte van de werkzaamheden. U moet ongeveer rekening houden met een herstel termijn van 6 weken na de operatie, maar dit kan verlengd worden door de duur van behandeling, bijvoorbeeld als er ook nog bestraling nodig is. 

Voor vrouwen die nog niet in de overgang waren, betekent verwijdering van de baarmoeder dat er einde komt aan de vruchtbaarheid en de menstruatie. Aangezien doorgaans de eierstokken niet verwijderd worden zal er verder voor u niets veranderen doordat de hormoonproductie normaal in stand blijft. 

Alleen na de verwijdering of bestraling van de eierstokken vóór de overgang, wordt de productie van bepaalde hormonen stilgelegd. Hierdoor komt u vervroegd in de overgang. Net als de natuurlijke overgang kan dit verschijnselen veroorzaken als opvliegers en overmatige transpiratie. Het plotseling wegvallen van de hormoonproductie kan worden opgevangen met hormoonvervangende medicijnen. Door het verwijderen van lymfklieren uit het bekken kan stuwing ontstaan van lymfevocht in benen of buik. Mocht u last krijgen van zware benen dan kan de gynaecoloog of ander behandelend arts vaststellen of bij u sprake is van lymfoedeem. De arts kan u zo nodig verwijzen naar een gespecialiseerde therapeut. 

Seksualiteit 

Op seksueel gebied heeft de behandeling van baarmoederhalskanker gevolgen die van vrouw tot vrouw verschillen. Veel vrouwen hebben na de behandeling vooral behoefte aan intimiteit. Dit kan op dat moment belangrijker zijn dan seksuele opwinding. Tegen het krijgen van seksuele opwinding of een orgasme (klaarkomen) zijn echter geen medische bezwaren. Dat geldt ook voor masturberen (zelfbevrediging). Belangrijk is dat u zelf bepaalt waar u aan toe bent en waar uw grenzen liggen. 

Geslachtsgemeenschap is niet eerder mogelijk vanaf ongeveer zes weken na de operatie; dan is doorgaans de inwendige wond in de vagina genezen. Met een aantal mogelijke veranderingen moet u rekening houden: 

  • Bij vrouwen die zijn bestraald kan een vernauwing van de vagina optreden. Indien dit problemen oplevert bij de geslachtsgemeenschap, bespreek dit dan met uw arts. Het is dan mogelijk om met behulp van speciale staafjes (pelottes), die u zelf kunt inbrengen, de vagina wat op te rekken. Zie voor meer informatie de folder “Seksualiteit na radiotherapie bij gynaecologische kanker.” 
  • Na behandeling kan de beleving van de seksualiteit veranderd zijn: sommige vrouwen doen er langer over om seksueel opgewonden te raken. Het orgasme (klaarkomen) kan iets anders aanvoelen. Dit komt doordat het samentrekken van de baarmoeder wegvalt. Dit zijn doorgaans kleine veranderingen en na enige tijd is men doorgaans gewend aan de nieuwe situatie en voelt deze weer vertrouwd aan. 

Verwerking 

Na een ingrijpende behandeling als deze, is er tijd nodig om alles wat er gebeurd is te verwerken. Het is niet ongewoon wanneer de maanden na de operatie gepaard gaan met periodes van lusteloosheid, somberheid of angst. Mentaal bent u belast door het feit dat er kanker is geconstateerd. Daarnaast hebben sommige vrouwen moeite met het verlies van de baarmoeder, vooral als dit betekent: geen kinderen meer kunnen krijgen. Bij de ene vrouw is het verlies van de baarmoeder belangrijker voor haar gevoel van vrouw zijn dan bij de andere. 

Een vrouw en haar partner die nog een kind hadden willen krijgen, hebben extra tijd nodig om de nieuwe situatie te verwerken. 

Bij problemen op het gebied van de verwerking, relatie en seksualiteit kunt u een beroep doen op uw gynaecoloog of behandelend arts of maatschappelijk werker. Eventueel kan deze u in contact brengen met speciale hulpverleners. 

Om deze aspecten goed aan bod te laten komen in de gesprekken met uw behandelend arts, wordt u regelmatig gevraagd een zogenaamde ‘lastmeter’ in te vullen. Via dit meetinstrument krijgt uw behandelend arts inzicht in uw behoefte aan psychosociale zorg. Dit wordt u op papier aangeboden, een voorbeeld kunt u vinden op www.lastmeter.nl

  

Gevolgen van de bestraling 

Vroege gevolgen 

Bij de bestraling worden ook gezonde cellen beschadigd. Hierdoor kunt u last hebben van vermoeidheid, frequente aandrang tot ontlasting, buikkrampen of diarree en soms kunnen er klachten optreden alsof er een blaasontsteking bestaat. 

Na inwendige bestraling heeft u meestal weinig klachten. Soms is het plassen enkele dagen wat gevoelig. 

Late gevolgen 

Na verwijderen of bestralen van de eierstokken stopt de aanmaak van bepaalde hormonen. Hierdoor komt u versneld in de overgang, als u dat nog niet was voor de behandeling. Net als de natuurlijke overgang kan dit verschijnselen veroorzaken zoals opvliegers of een droge schede. 

Gevolgen van de chemotherapie 

Vroege gevolgen 

De chemotherapie tasten ook gezonde cellen aan. Als gevolg hiervan kunnen onaangename bijwerkingen optreden. Haaruitval, misselijkheid, braken, darmstoornissen, een verhoogde kans op infecties en vermoeidheid zijn hiervan enkele voorbeelden. De behandeling met chemotherapie kan dan ook zwaar zijn. Sommige bijwerkingen kunnen met medicijnen worden tegengegaan. De bijwerkingen van de chemotherapie verminderen geleidelijk na het afronden van deze behandeling. 

Late gevolgen 

Veel vrouwen zijn na een behandeling met chemotherapie nog lang moe. Ook kan door sommige chemotherapie een vervroegde overgang, ontstaan

Nazorg

Welke specifieke nazorg kunnen wij bieden?

Controles 

Na de behandeling blijft u gedurende twee jaar onder controle van de gynaecoloog en/of de radiotherapeut. Afhankelijk van de situatie kan een langere nacontrole nodig zijn of geadviseerd worden. Indien u oorspronkelijk voor de behandeling bent verwezen door een gynaecoloog uit een ander ziekenhuis, dan kunnen de controles daar plaats vinden.

Meer informatie

Contactgegevens van de betrokken poliklinieken

Zoals aan het begin van deze folder reeds is aangegeven, kan het zijn dat u na het lezen van deze informatie nog vragen heeft. U kunt daarmee terecht bij de verpleegkundige of bij uw behandelend arts. Tevens kunt u informatie opzoeken en/of –vragen bij (onder)genoemde informatiepunten. 

Contacten 

Onderstaande contacten zijn recent en actief. Persoonlijke vragen kunt u het beste bespreken met uw huisarts of specialist. 

Afdeling Gynaecologie LUMC 

Polikliniek Gynaecologie:

Locatie H3-P/route 485 

Telefoonnummer 071-5262870 

Kliniek Gynaecologie:

Locatie J8-R/route 686 

Telefoonnummer 071-5262539 

Bezoek ook onze website

Handige links

Heeft u vragen over kanker van meer algemene aard, of wilt u voor uw bezoek aan uw arts eerst eens met iemand anders over uw vragen van gedachte wisselen, dan kunt u onder meer terecht bij het digitale platform Kanker.nl. Kanker.nl is een initiatief van KWF Kankerbestrijding, patiëntenbeweging Levenmetkanker en IKNL (kenniscentrum voor zorgverleners in de oncologie). Zij hebben de handen ineen geslagen om betrouwbare informatie, ervaring en kennis en het ondersteuningsaanbod rond kanker op één plek te bundelen en aan te bieden. 

Stichting Olijf 

De Stichting Olijf is een netwerk van en voor vrouwen die gynaecologische kanker hebben (gehad). Dit betekent dat vrouwen met kanker aan baarmoeder(hals), eierstokken, vulva of vagina bij deze stichting terechtkunnen voor contact met medepatiënten. 

De Stichting is opgericht in 1986. Over het hele land verspreid zijn vrouwen, allen zelf (ex)-patiënt, bereikbaar voor telefonisch contact. Wie behoefte heeft aan contact of verdere informatie wenst, kan schrijven naar: 

Stichting Olijf, Postbus 8152, 3503 RD Utrecht 

Hulplijn: 020-3039292 

E-mail: olijf@olijf.nl

Website: www.olijf.nl

Kanker & leven 

De website Kanker & leven biedt u informatie over mogelijkheden voor ondersteuning en begeleiding in de regio voor mensen met kanker.