Persoonlijk interview Martin Schalij

“Als persoon Martin op de voorgrond? Dat voelt ongemakkelijk.”

1 oktober 2025
leestijd
Voorzitter raad van bestuur Martin Schalij kan mensen imponeren, maar achter zijn zware stem schuilt een klein hartje. Als het moet springt hij op de barricade voor zijn medewerkers. “Ik heb de ’easy job’, een totaal onbelangrijk baantje. Zij doen het echte werk.”

“Ik kom eraan”, zegt Martin Schalij (67) in de gang. “Nog even mijn plant water geven.” Op zijn kamer geeft hij de grote ficus water met een klein flesje. “Ik doe altijd nog eentje extra”, en hij loopt weer naar de koffiehoek. Als ik hem vraag of hij dat altijd zelf doet, zegt hij: “Natuurlijk. Nieuwe collega’s vinden het soms gek dat ik ook zelf mijn koffie haal en mijn kopjes opruim, maar dat doe ik thuis toch ook?”

Dat deze grote man met zware stem zijn planten liefdevol verzorgt, past bij wat zijn collega’s over hem zeggen: ‘Martin kan soms bot uit de hoek komen en mensen die hem niet kennen, voelen zich snel geïmponeerd. Maar eigenlijk heeft hij een klein hartje. Als je ziek bent, is hij de eerste die een appje stuurt.’

Herken je dat, dat mensen je soms verkeerd inschatten?
“Zeker, dat is niet nieuw voor mij. Ik ben vrij direct. Dat kun je ook bot noemen. Ik merk dat mensen dat soms lastig vinden. Maar ik ben geen hond, ik bijt niet. Ik doe mijn best om niet té bot te zijn. Aan de andere kant weten mensen wat ze aan me hebben. Dat is ook belangrijk. Ik kan eindeloos met mensen praten, maar soms moet ik zeggen: nu gaan we het zo doen.”

Volgens Anne Catherine van der Lande, secretaris van de raad van bestuur, praat je in het ziekenhuis met iedereen. Veel mensen kennen jou: bij de beveiliging, de schoonmaak, in de keuken. 
“Iedereen telt in dit gebouw, niet alleen de dokters. Als ik in de rode gangen loop en een kapot stopcontact zie, pak ik nog net niet zelf een schroevendraaier. Facilitaire zaken zijn net zo belangrijk. Buiten zie je vaak een collega met een karretje rondrijden die het groen verzorgt. Het wordt snel een rotzooi als hij zijn werk niet zou doen. Hij doet het met veel passie. Dan is het toch niet gek om soms te vragen: hoe gaat het met je?”

Martin Schalij is niet alleen voorzitter van de raad van bestuur, maar ook cardioloog. Na zijn studie Geneeskunde en promotie werd hij specialist in het LUMC. In 2003 werd hij hoogleraar en in 2011 hoofd Hartziekten. Hij bleef altijd als cardioloog werken, ook toen hij vier jaar geleden bij de raad van bestuur kwam. Op donderdagochtend is hij altijd in de polikliniek en op vrijdagochtend staat hij vaak in de hartkatherisatiekamer.

Waarom ben je nog steeds dokter? 
“Dat is mijn vak. En ik wil feeling houden met de werkvloer. Vanmorgen heb ik in de kath-kamer een nieuwe techniek geleerd om een hartklep te plaatsen. De ontwikkelingen in mijn vak gaan razendsnel. Je kunt denken dat je een geweldige dokter bent, maar als je niet blijft leren, doe je snel niet meer mee. Sommige patiënten ken ik al sinds de jaren negentig. Toen was de kans op herstel na een hartinfarct niet zo groot. Maar telkens kwamen er nieuwe manieren om deze patiënten te behandelen.”

In de kath-kamer ben je niet anders dan op de gang waar de raad van bestuur zit. Een collega die een keer met je mee was, zei: ‘Hij is altijd zichzelf.’
“Ja, dat klopt. Ik kan wel belangrijk doen, maar in de kath-kamer ben ik niets zonder mijn collega’s. Ik vind het ook gewoon leuk om met ze te werken. Vroeger, als ik ’s nachts aan het dotteren was, kon ik soms driftig zijn. Maar er was een open cultuur. Ik weet nog dat een verpleegkundige tijdens een behandeling tegen mij zei: ‘Als we straks klaar zijn, spreek ik je aan op jouw gedrag.’”

Als dokter draag je een loodschort of een witte jas. Maar de rest van de week heb je bijna altijd een donkerblauwe trui aan. Wat zegt dat over jou?
“Ik draag mijn hele leven al blauwe truien. Eén keer had ik op het werk een rode aan. Dat was voor collega’s een grote schok, haha. Tien jaar geleden kwam ik iemand tegen van de middelbare school. ‘Draag je nog steeds altijd die blauwe trui?’ vroeg ze. Zo saai is mijn leven dus. Ik voel me er gewoon prettig in en heb er een stuk of tien. Als je mijn kledingkast opendoet, ligt er een hele stapel.”

Nu we het toch over thuis hebben: jouw vrouw Nicoline is hoogleraar Kinderoogheelkunde in het LUMC. Ontbijten jullie samen en gaan jullie daarna samen op de fiets naar het werk? 
Nee. Ik ben geen ochtendmens, maar zij wel. Zij gaat op de fiets naar haar werk en ik ga met de auto. Ik hou niet van fietsen en moet vaak de deur uit. In het ziekenhuis zien we elkaar bijna nooit. Ze heeft veel patiënten en is heel druk. Dat is prima. We houden werk en privé duidelijk gescheiden.”

Al meer dan 35 jaar rijdt Schalij elke dag op en neer van Voorschoten naar het LUMC. Uiteindelijk de baas worden van een ziekenhuis had hij niet voor ogen toen hij klaar was met de middelbare school. Zijn vader was directeur van een steenfabriek en hij wilde dat ook worden. Hij schreef zich in bij de TU Delft, maar werd op het laatste moment niet toegelaten.   

Dus toen schreef je je in voor Geneeskunde?
“Ja, maar ik was geen briljante student en had niet veel motivatie. Ik deed het vooral door de oorlog tussen Israël en omliggende landen in de jaren zeventig. Ik dacht: deze oorlog is vreselijk, ik ga mensen helpen. De studieadviseur zei: ‘Ga maar een jaar Geneeskunde doen. Als het niet bevalt, kun je altijd nog naar Delft.’  Ik verwachtte er niets van en had al een kamer geregeld in Delft. Maar ik werd toch ingeloot voor Geneeskunde.”

Als cardioloog, hoofd Hartziekten en nu als voorzitter van de raad van bestuur word je vooral blij van nieuwe ideeën. Vooral als die goed zijn voor de patiënt. 
“Het ondernemerschap zit in mijn bloed, dat heb ik van mijn vader. Ik vind het harstikke leuk om nieuwe dingen te proberen. Anders vind ik het snel saai. Maar het is ook goed dat collega’s af en toe zeggen: ‘Nu even niet!’ Als je de hele dag nieuwe plannen maakt, wordt het ziekenhuis een chaos en maak je mensen gek.”

Toen je in 2021 begon als bestuurder, was het LUMC vooral een onderzoeksinstituut. Nu is er meer aandacht voor zorg. Waarom vind je dat belangrijk? 
“Vijf jaar geleden was de zorg niet goed genoeg en stonden we bijna onder verscherpt toezicht. Het is belangrijk dat patiënten altijd denken: hier krijg ik goede zorg. Ook moet een ziekenhuis groot genoeg zijn om te kunnen blijven bestaan. Gelukkig gaat het nu beter. Daardoor kunnen we zorg en onderzoek beter integreren. Innovaties uit onze laboratoria en het Bio Science Park moeten we snel naar onze patiënten brengen.”

Je geeft niet vaak interviews aan de media. Als je dat wel doet, gaat het altijd over toekomstbestendige zorg. 
“Ja, dat is nu het allerbelangrijkste. De zorgvraag groeit, onder andere door de vergrijzing. Nederland geeft 110 miljard euro uit aan zorg. Nog even en mensen kunnen hun zorgpremie niet meer betalen. Om zorg voor iedereen beschikbaar en betaalbaar te houden, moeten we het slimmer organiseren. Met het nieuwe transformatieplan ‘Passende waardegedreven zorg’ werken we aan een afname van verpleegdagen, consulten, SEH-bezoeken en diagnostische onderzoeken. Ik nodig iedereen uit om hierover mee te denken.” 

Verpleegkundig manager Els Nagtegaal vertelde dat zij heel blij met jou is omdat jij echt respect hebt voor de verpleging. Je vraagt verpleegkundigen altijd om mee te denken over plannen.
“Je kunt als dokter of professor nog zoveel mooie ideeën hebben, maar als je niet samenwerkt met je collega’s, wordt het nooit wat. Verpleegkundigen kennen de patiënten het beste en zorgen ervoor dat zij zich happy voelen. Ik vind het goed dat we sinds kort een hoogleraar Verpleegkunde hebben en meer verpleegkundigen wetenschappelijk onderzoek gaan doen.”

Tijdens de OP1-uitzending in 2023 – over het tekort aan zorgpersoneel – kwam Schalij zichtbaar op voor verpleegkundigen. Ook bij de laatste cao-onderhandelingen steunde hij zijn personeel. Toen medewerkers voor het LUMC-gebouw stonden te protesteren, dacht iedereen: nu komt de bestuurder die zegt dat we hier niet mogen staan met onze spandoeken. “Haha. Ja, ik stond daar opeens op een zeepkist. Ik zou ook zo vakbondsleider kunnen zijn. De wereld verandert om ons heen, dus ook de manier waarop mensen willen werken verandert. Dat betekent niet dat alles kan, maar mensen hebben wel recht op een goede cao.”

Het schijnt dat je oprecht boos kunt worden als dingen niet goed zijn geregeld voor je mensen. Als hoofd Hartziekten sloeg je bij een overleg met het divisiebestuur de deur zo hard dicht dat de scharnieren er bijna uitsprongen. 
“Ja, dat klopt. Er zat zelfs een scheur in de muur, haha. Maar het is flauw om daar nu lollig over te doen. Zoiets kun je niet elke dag doen. Het ging over de bouw van het nieuwe CardioVasculair Interventie Centrum. Ik zag dat we veel te weinig vierkante meters kregen. En in die kleine ruimte zouden mijn mensen de komende dertig jaar moeten werken!”

Je springt voor patiënten en medewerkers op de barricade, maar je staat zelf niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Daarom vier je je verjaardag nooit in het LUMC. Voor je 50e verjaardag hadden collega’s een taart voor je gemaakt, maar je ging mopperend mee naar de koffiekamer. 
“Het gaat in het LUMC niet om mij, hè. Als ik op mijn werk als persoon Martin op de voorgrond sta, voel ik me ongemakkelijk. Daarom heb ik ook enigszins moeite met dit persoonlijke interview. Natuurlijk, een keer een interview of een verjaardagstaart is prima. Maar ik vind dat de aandacht moet gaan naar wat we in het LUMC doen.”

Collega’s zeggen: Martin zorgt voor iedereen. Bij de opening van de nieuwe SEH regelde jij voor alle medewerkers een bosje bloemen. Wat betekent zo’n bloemetje voor jou? 
“Waardering. Een bloemetje regelen is het minste wat ik kan doen. Ik ben om die reden ook blij dat er elk jaar een feestje is voor onze vrijwilligers. Toen ik daar vorig jaar was, zei iemand aan mijn tafel: ‘Goh, wat doe jij eigenlijk?’ Maar op zo’n moment is mijn functie niet belangrijk. Ik heb een ‘easy job’, een totaal onbelangrijk baantje. Medewerkers en vrijwilligers doen het echte werk. En vaak met veel passie. Dat kan ik enorm waarderen.”

Hoe druk je het ook hebt, je deur staat altijd open. Ook ’s avonds en ’s nachts. Zelfs patiënten mogen jou persoonlijk mailen.
“Ja, voor patiënten is dat soms handig. Als ze de poli bellen, krijgen ze mij niet te pakken. Dan krijg ik een briefje: meneer Pietersen bellen. Ik beantwoord zo’n vijf mailtjes van patiënten per dag. Vaak gaat het om een recept of iets kleins. Een paar patiënten hebben zelfs mijn privénummer, omdat ze erg ziek waren en mij altijd mochten bellen.”

Ook al zegt Schalij zelf dat hij een ‘onbelangrijk baantje’ heeft, hij leeft elke dag met een overvolle agenda. Waar de meeste mensen ’s avonds een serie op Netflix kijken, zitten hij en zijn vrouw tot middernacht achter de computer. En ja, dat heeft consequenties. Minder tijd voor zijn sociale leven bijvoorbeeld. “De jongste generatie artsen wil alles: naar de sportschool, naar concerten, en het liefst een dag minder werken. Dat snap ik, maar dat geeft ook stress. Zelf voel ik me niet overbelast.”

Wat is jouw grootste passie buiten het werk? 
“Zeilen. Dat doe ik drie weken in de zomervakantie, en een paar weekenden per jaar. Op het moment dat ik op de boot stap, vergeet ik mijn werk. Er is altijd wel iets kapot wat ik moet repareren, dus ik ben altijd bezig. Natuurlijk lees ik tussendoor wel even mijn mails. Vroeger was dat anders, want toen had je in Denemarken gewoon geen bereik. Klussen is trouwens ook een hobby van mij.”  

Ik hoorde al dat de Gamma jouw favoriete winkel is. Je stuurde je collega’s ook eens een foto waarop je er uitzag als Bob de Bouwer.
“Mijn garage ligt vol met gereedschap. De afgelopen jaren heb ik twee huizen van mijn ene zoon opgeknapt en daarna het huis van mijn andere zoon. Dat vind ik leuk om te doen. Ik heb laatst ook samen met mijn jongste zoon een houten bootje gekocht. ‘Die gaan we in de winter samen opknappen’, zei hij. Nou, ik ben benieuwd wat hij gaat doen, haha.”

Op 1 januari dit jaar mocht je met pensioen, maar op 11 november 2024 heb je toch voor twee jaar bijgetekend. Het schijnt dat je vrouw daar blij mee was, omdat je anders het hele huis zou verbouwen. 
“Haha, ja, waarschijnlijk wel.”

Volgens collega-bestuurder Marlies Reinders ben je een enorme doener die alles zelf wil oplossen. Soms ben je niet te stoppen. Ze zegt weleens tegen jou: ‘Ho! Dit moet iemand anders doen!’ Gaat dat straks ook zo als je bijna met pensioen bent? 
“Oké, ik geef zelf mijn planten water, maar dat kapotte stopcontact in de gang heb ik toch echt door iemand anders laten maken. Ik denk dat het me best lukt om te stoppen met werken. Intrinsiek ben ik eigenlijk best lui. Dat klinkt misschien gek, maar ik vind het leuk om te zien hoe anderen hun talent gebruiken en dingen beter doen dan ik. Maar voorlopig denk ik graag nog mee over het ziekenhuis van de toekomst. Het LUMC is een waanzinnig mooie toko. Als ik over straat loop, denk ik vaak aan mijn werk. Zo leuk vind ik het!”

Strategie-Banner-Algemeen.png