Patiëntenfolder

Handoefeningen bij reumatische aandoeningen

In deze folder staan verschillende handoefeningen voor mensen met gewrichtsklachten of reumatische aandoeningen. Het doel van de oefeningen is om de gewrichten soepel te houden en om de spierkracht van de hand te trainen. De oefentherapeut bespreekt met u welke oefeningen geschikt voor u zijn. Ook zal hij of zij aangeven hoe vaak u de oefening mag herhalen.
Waarmee kunnen we u helpen?

Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Reumatologie Ambulante Zorg (RAZ);

Het onderzoek / de behandeling

Hoe gaat het onderzoek / de behandeling in zijn werk?

Probeer de vingers en/of pols zo ver mogelijk te bewegen, tot u de 'eindstand' bereikt. Probeer de oefeningen 1 t/m 12 5 keer te doen. Houd bij de laatste 2 herhalingen 5 tellen vast. Bij oefening 13 en 14 mag mag u het rolletje 10 tellen vastknijpen, dit mag u geleidelijk opbouwen naar 30 tellen. Na de handoefeningen mag u maximaal 15 minuten pijn hebben. Daarna moet de pijn afnemen tot het oude niveau.  

Probeer de oefeningen 2 keer op een dag te doen.  

Oefening 1  

Ga aan tafel zitten en steun met de elleboog op tafel. Maak een grote vuist. Begin met het buigen van de topjes van de vingers, dan de middelste gewrichten en als laatste de knokkels. Dit noemen we een grote vuist. Probeer met de andere hand de vingers nog iets verder richting de eindstand te brengen. Strek daarna de hand in omgekeerde volgorde. 

1                                                                        2

3                                                                        4

Oefening 2

Maak een kleine vuist. Begin met de topjes van de vingers richting het begin van de vingers te buigen, zoals op de foto. Duw vervolgens met de andere hand de vingers naar de uiterste stand.  

Oefening 3

Ga aan een tafel zitten. Leg de hand op de tafel, pak met de andere hand 1 vinger vast. Buig de vinger naar de uiterste stand.  

Oefening 4  

Ga aan een tafel zitten. Leg de hand plat op tafel. Til de wijsvinger op en breng hem opzij richting van de duim. Doe met de rest van de vingers hetzelfde.  

Oefening 5  

Ga aan een tafel zitten. Leg de hand op de tafel. Spreid de vingers en duim zo ver mogelijk. Sluit ze hierna weer.  

Oefening 6 

1                                                                       2

3  

Leg de hand op de zijkant en breng de duim naar de pink, richting de pinkbasis. Strek de duim hierna weer op.  

Oefening 7 

Leg de hand plat op de tafel en de til de duim op.  

Oefening 8  

Raak met de top van de duim een voor een de toppen van de vingers aan. Ga telkens met de vingers terug naar gestrekte positie en maak een mooi rondje.  

Oefening 9  

Leg de onderarm op tafel met de hand over de rand heen en til de hand zo ver mogelijk op. Duw vervolgens met de andere hand de pols naar de uiterste stand.  

Oefening 10  

Leg de onderarm op tafel met de hand over de rand heen en breng de hand zo ver mogelijk naar beneden. Duw vervolgens met de andere hand de pols naar de uiterste stand.  

Oefening 11  

Ga aan een tafel zitten. Leg de hand op de tafel. Houd met de andere hand de onderarm vast. Beweeg de pols zover mogelijk naar binnen en naar buiten. 

Oefening 12 

Zet de handen tegen elkaar voor het gezicht. Houd de handpalmen tegen elkaar en beweeg de handen naar beneden.  

Oefening 13  

Ga op een stoel met armleuningen zitten. Pak 2 washandjes en rol die samen op. Leg je arm op een armleuning met de pols ondersteund. Knijp in de 2 opgerolde washandjes.  

Oefening 14 

Ga op een stoel met armleuningen zitten. Leg je arm op een armleuning met de pols ondersteund. Knijp met 1 vinger in de washandjes. Probeer een mooi rondje te maken. Doe met de rest van de vingers hetzelfde.