Nursing is a Work of Heart

“Vroeger noemde ik mezelf altijd ome Kees bij de baby’s, maar nu zeg ik opa Kees”

24 juni 2025
leestijd
Van de 43 jaar dat Kees in de zorg werkt, had hij 19 jaar een praktijk als verloskundige. Na een burn-out begon hij als kraamverpleegkundige in het Geboortehuis van het LUMC. “Soms droom ik over mijn tijd als verloskundige, maar ik mis het niet.”

Wie: Kees van Lente (60)
Functie: kraamverpleegkundige
Afdeling: Verpleegafdeling Perinatologie, Geboortehuis
Bij het LUMC sinds: 2015

Mijn moeder

“Uit de beroepskeuzetest in 5-havo kwam het advies: je moet verloskundige worden. Maar ik had geen biologie en daardoor niet het juiste vakkenpakket. Werken bij de politie leek me ook wel leuk, maar ik werd helaas niet aangenomen. Wilde ik dan dominee worden? Dat leek me ook interessant. Toen ik er niet uitkwam, zei mijn moeder: ‘Waarom ga je niet in de verpleging?’ Dat was grappig, want ik kon totaal niet tegen bloed. Als kind ging ik bij een prik altijd tegen de vlakte. Maar toen ik hoorde dat een verpleegkundige in het ziekenhuis geen bloed afneemt, dacht ik: dan kan ik het wel proberen.”

Zeewegziekenhuis

“Baangarantie in de verpleging had je niet in die tijd, maar daar trok ik me niets van aan. Ik solliciteerde naar een betaalde opleidingsplaats en werd uiteindelijk aangenomen in het Zeewegziekenhuis in IJmuiden. Een klein ziekenhuis, waar iedereen elkaar kende. Tijdens een van mijn stages werkte ik op de kraamafdeling en dat vond ik meteen harstikke leuk. Zwangerschappen. Geboortes. Jonge patiënten die een bijzondere periode in hun leven doormaken. Na mijn afstuderen was er geen vacature op de kraamafdeling, maar een jaar later kon ik er toch aan de slag en mocht ik meteen de kraamspecialisatie doen.”

Verloskundigepraktijk

“Op de kraamafdeling realiseerde ik me: verloskundige zou toch wel een leuk beroep zijn. Daarom haalde ik alsnog een deelcertificaat biologie en in 1991 werd ik ingeloot op de hbo-opleiding Verloskunde in Rotterdam. Drie jaar lang had ik geen inkomen. Alleen een studiebeurs. Dat was best zwaar, want ik was 29, getrouwd en had een kind. Gelukkig werkte mijn vrouw en konden we het net redden. Na mijn studie begon ik als eerstelijnsverloskundige: samen met twee andere verloskundigen had ik een praktijk in Beverwijk. Ik hield spreekuur en begeleidde bevallingen thuis en op de polikliniek.”

Burn-out

“Na negentien jaar verloskunde was de koek op. Ik was overspannen, omdat ik me altijd 100% verantwoordelijk had gevoeld. Ook in mijn kleine praktijk kwamen allerlei medische problemen voorbij, dus ik moest patiënten op tijd doorverwijzen naar het ziekenhuis. Ik dacht vaak: als het fout gaat, is het ‘mijn pakkie an’. Ik zat ruim een jaar thuis met een burn-out. Daarna deed ik vrijwilligerswerk, zodat ik weer onder de mensen kwam. Toen dat goed ging, begon ik als uitzendkracht in de zorg. In 2015 kreeg ik een telefoontje van StartPeople: ‘Wil je op de kraamafdeling van het LUMC werken?”

Geboortehuis

“Nu werk ik al tien jaar in het Geboortehuis. Meestal op de kraamafdeling, maar soms help ik ook bij bevallingen. Ik ben inmiddels zo vaak bij een keizersnede geweest, dat ze mij wel eens de ‘Koning van de Keizersneden’ noemen. Op de kraamafdeling waar ik werk, verblijven vrouwen met complicaties tijdens de bevalling of problemen met hun pasgeboren kind, zoals vroeggeboorte of een aangeboren hartafwijking. Deze baby’s liggen vaak op de neonatale intensive care (NICU). Maar er liggen hier ook zwangere vrouwen, bijvoorbeeld vanwege zwangerschapsvergiftiging. En vrouwen die een foetale behandeling krijgen, zoals een intra-uteriene transfusie bij rhesusziekte.”

Rhesusbaby

“Ik was zelf een rhesusbaby, dat is toch bijzonder? Mijn moeder maakte antistoffen aan tegen mijn bloedgroep. Die antistoffen nemen bij elke bevalling toe en breken het bloed van de baby af. Dan krijgt de baby bloedarmoede terwijl die nog in de buik zit. Tegenwoordig kunnen ze een bloedtransfusie in de baarmoeder geven. Dat gebeurt alleen in het LUMC. Toen ik een baby was, was die optie er nog niet. Ik kreeg na mijn geboorte twee keer een bloedtransfusie. Maar mijn broertje, die na mij geboren werd, heeft het niet gered. In deze tijd zou hij het hier in het Geboortehuis misschien wel overleefd hebben.”   

Mijn zus

“Het is ook bijzonder dat ik op mijn achtste al een keer op de kraamafdeling van het LUMC was. Mijn zus lag daar toen. Haar te vroeg geboren baby werd op de couveuseafdeling volledig verzorgd door verpleegkundigen. Zij kon haar kind alleen tijdens het bezoekuur vanachter een raam zien. Ik herinner me nog goed dat ik erbij was. Na vier weken mocht de baby naar huis en kreeg mijn zus haar kind eindelijk weer in de armen. Tegenwoordig betrekken we ouders veel meer bij de verzorging. Dat is beter voor de baby. Ouders slapen vaak bij hun baby op de NICU of in het Ronald McDonald Huis, 300 meter verderop.”   

Instagram

“Ik zorg ervoor dat patiënten zich thuis voelen op de kraamafdeling. Ze komen uit het hele land, dus familie en vrienden, en hun partner en andere kinderen, komen niet elke dag langs. Ik vind het knap dat ze het zo goed volhouden als ze hier lang liggen. Achteraf krijg ik vaak bedankberichtjes van ouders, vooral op Instagram van het Geboortehuis. Mijn dochter volgt die pagina en leest de berichtjes aan mij voor. Op Nationale Opa en Oma Dag stonden er allerlei foto’s van grootouders op, want die komen vaak op bezoek. Mijn dochter zette toen een foto van mij en mijn kleindochter erbij.”

Opa Kees

“Vroeger noemde ik mezelf altijd ome Kees bij de baby’s, maar nu zeg ik opa Kees. ‘Opa Kees moet je even prikken,’ zeg ik dan. Ik vraag me wel eens af of patiënten zo’n oudere man nog aan hun bed willen hebben. Maar als ik mijn conditie op peil houd, denk ik dat het wel kan. Ik begon na mijn burn-out bij het LUMC en ben nog elke dag dankbaar voor deze kans. Soms droom ik nog over mijn tijd als verloskundige, maar ik mis het niet. Het is prettig om nu in een team te werken en ik voel me hier thuis. Met pensioen gaan hoeft nog niet.” Lachend: “Oh nee, mijn vrouw zegt: ‘Van mij hoeft het nog niet.’”

Ziekenhuisromance

“Mijn vrouw ontmoette ik veertig jaar geleden in het Zeewegziekenhuis. Tijdens mijn tweede stage werkte ik op haar afdeling: zij was net gediplomeerd en werkte mij in. Het jaar daarop kwamen we elkaar af en toe tegen, maar bleef het bij een kort ‘Hallo, hoe gaat het?’ Pas tijdens mijn laatste stage werd ik verliefd. Ik moest veel moeite doen om haar voor me te winnen. Mijn moeder zei: ‘Heel leuk, maar eerst je diploma halen!’ Op Valentijnsdag – ik had net mijn diploma gehaald – stuurde ik haar een bos rozen en kregen we verkering. Inmiddels hebben we vier volwassen kinderen, waarvan er twee in de zorg werken en twee bij de politie. En met inmiddels vier kleinkinderen mag ik mij met recht opa Kees noemen.”  ♥

Strategie-Banner-Samen in zorg, onderzoek en onderwijs.png