Oratie Carmen Vleggeert-Lankamp

Dokters met een ruggengraat

2 december 2025
leestijd
Tijdens haar studie ontstond bij hoogleraar Carmen Vleggeert-Lankamp een grote passie voor de wervelkolomchirurgie. Van onbekende velden ontdekken en promovendi begeleiden, tot passende zorg voor patiënten en het beste uit data halen: tot op de dag van vandaag laat die fascinatie haar niet los.

Carmen Vleggeert-Lankamp

De titel van jouw oratie is ‘Dokters met een ruggengraat’. Waarom heb je hiervoor gekozen?

“Ik vind het heel belangrijk dat dokters goed voor hun patiënten zorgen. Soms hebben mensen die bij de werverkolomchirurg komen, niet alleen pijn vanwege iets dat in het lijf niet in orde is. Dan is er bijvoorbeeld iets in hun leven aan de hand. Veel mensen projecteren dit op de rug of nek. Dan vragen ze aan ons als dokters om hier iets aan te doen. Ze komen dan als laatste hoop bij een neurochirurg terecht. In veel gevallen is het makkelijk om te zeggen: ‘Prima, we gaan opereren’. Dat vinden chirurgen alleen maar leuk. Maar je moet goed nadenken: doe ik hier iets goeds mee? Operaties brengen ook risico’s met zich mee. Bij sommige mensen is een operatie wel de beste optie, voor anderen kan het ook gewoon uitleggen zijn. Daar komt de titel vandaan. Je moet als dokter een ruggengraat hebben en blijven bij datgene waarvan je denkt: dit is wel of niet goed voor de patiënt. Dat is de essentie van een goede dokter zijn.”

Wat zijn de onderzoekslijnen waar jij en jouw team aan werken?

“We hebben drie grote onderzoekslijnen. Eén daarvan is de evaluatie van de zorg die we leveren. We hebben een vak waarbij sterk gekeken wordt naar een supervisor. Die werkwijze wordt dan vaak overgenomen. Daarbij is het wel belangrijk om te blijven onderzoeken wat nou beter is: opereren met het ene instrument of met het andere instrument? En is er een bepaalde patiëntengroep waarvoor een andere behandeling nuttiger is? Het is belangrijk om de ene behandeling met de andere te blijven vergelijken.”

“Een tweede poot is het voorspellen van uitkomsten. Als je eigenschappen van een patiënt in een computermodel kan stoppen waar data van duizenden patiënten met dezelfde eigenschappen instaan, dan kun je gaan voorspellen: met deze behandeling gaat er dit en dit gebeuren. Neem bijvoorbeeld een behandeling met injecties en medicijnen waarbij iemand 70% kans heeft om er goed uit te komen of een operatie waarbij iemand 50% kans heeft om er beter uit te komen. Als je dit weet, dan kun je hier met een patiënt beter het gesprek over voeren. Dat staat nu nog in de kinderschoenen, maar wordt komende jaren steeds belangrijker.”

“Als derde poot doen we onderzoek naar hoe het nu eigenlijk kan dat iemand pijn heeft. Het is een beetje ouderwets om te zeggen dat je alleen pijn kunt hebben als iets op de zenuw van de ruggenmerg drukt. Er zijn nog veel meer andere mechanismen. Bijvoorbeeld een reactie van het afweersysteem. Daarom nemen we nu weefsel uit bij een operatie waarna we onderzoeken hoeveel ontstekingscellen in dat weefsel zitten en of het aantal ontstekingscellen te maken heeft met de pijn van een patiënt.”

Wat is iets dat je echt is bijgebleven uit jouw carrière?

“Op een gegeven moment hadden we een heel groot onderzoek bij patiënten met een hernia in de lage rug. Hierbij wilden we kijken wat beter hielp: wel of niet opereren? Een deel van de patiënten werd we geopereerd, de andere groep kreeg een andere behandeling. Alle mensen kregen voor het onderzoek een MRI en een jaar later weer. Daarnaast wisten we of deze mensen na een jaar nog pijn hadden of niet. Door alle informatie te bekijken en te vergelijken, zagen we dat de pijn die mensen nog hadden, geen verband had met of er wel of geen hernia in de lage rug zat. Dat was heel opmerkelijk. Toen hebben we ook de richtlijn voor neurochirurgen aangepast. Als iemand na een jaar terugkomt met pijn, maar deze niet ernstig is, dan hoef je niet nog een keer een MRI te maken. Dit is namelijk niet de extra informatie die je nodig hebt in je besluitvorming.”

“Daarnaast hebben we in het fundamentele onderzoek gekeken naar macrofagen, dat zijn opruimcellen. Je hebt daarin verschillende typen, bijvoorbeeld degene die voor pijn zorgen, ook wel M1 genoemd. Daarnaast heb je macrofagen die goed opruimen: M2. De gedachte was dat het best wel zo zou kunnen zijn dat patiënten met veel slijtage en bij wie behandelingen niet zo goed werkten, meer van M1 hadden. Dan is opereren nuttiger voor patiënten die meer M2 hebben. Dit zijn we nog verder aan het onderzoeken in internationale samenwerkingsverbanden.”

Ook hebben we een ander baanbrekend onderzoek waarbij we gekeken hebben naar mensen die hun tweede nekwervel breken, een zogenaamde dens-fractuur. Jarenlang hadden we als chirurgen een hele lage drempel om deze mensen te opereren. Een breuk in je nek is immers niet best, maar een operatie is ook risicovol. Zeker als mensen erg oud zijn. We kwamen er steeds meer achter dat patiënten ook baat hebben bij een nekkraag. Uit een groot onderzoek bleek toen dat 98% tot 99% van de mensen met een nekkraag het prima doet en stabiel wordt. Ook hierbij is een nieuwe richtlijn in wording. Nu doen we deze operaties vooral bij jonge mensen waarvoor de operaties minder risicovol zijn en waarbij het breukmechanisme ook anders is.”

Je begeleidt ook promovendi. Wat vind je daar zo leuk aan?

“Het is leuk om met jonge mensen te werken, want die hebben toch weer een andere blik op de wereld. Dat is iets wat iedereen met kinderen zal herkennen. Maar wat ik één van de leukste dingen vind, is dat je ze iets aan het leren bent. Tijdens de periode dat ze onderzoek doen, zie je hun ontwikkeling. In het begin zijn ze vooral erg enthousiast, waarna ze het vakgebied beter leren begrijpen. Dan is er nog een fase dat ze het allemaal even niet meer zien zitten, en in de laatste fase begrijpen ze het vak zo goed dat ze zelf met nieuwe ideeën komen. Het is leuk als ze daarna doorgaan in de neurochirurgie. Helaas zijn er alleen niet genoeg plekken voor iedereen. Dan gaan ze iets anders doen. Of neurochirurgie past toch niet bij ze. Het belangrijkste vind ik dat ze gelukkig zijn.”

Wat maakt het dat je in jouw eigen opleiding dacht: ik wil mij specialiseren in de wervelkolomgeneeskunde?

“Tijdens mijn studie merkte ik dat ik de wervelkolomchirurgie hele interessante chirurgie vind. Ik kan mij nog steeds verwonderen over wat ik tegenkom. Of dat een patiënt een vraag stelt waarvan ik denk: dat is een hele goede vraag, dat weet ik eigenlijk niet. Dat motiveert mij om verder onderzoek te doen. Het is erg afwisselend werk. Ook is neurochirurgie een klein vak in Nederland. We hebben 160 neurochirurgen. Dus als je met mensen wilt sparren, dan is dat al gauw internationaal. Het is heel leuk om van elkaar te leren. Deze chirurgie past echt bij mij.”

Waar zou je willen dat het vakgebied over 15 à 20 jaar staat?

“Dat we iedere patiënt die binnenkomt met een klacht die gerelateerd is aan de wervelkolom, opnemen in onderzoek. Op basis hiervan kunnen wij goede voorspelmodellen maken. Als ik echt groot mag dromen, dan zou ik graag willen dat alle elektronische patiëntendossiers in Nederland aan elkaar gekoppeld zijn. Dan kunnen we echt beter voorspellen en de patiënt nog beter meenemen in wat ze kunnen verwachten.”

 De oratie van Carmen Vleggeert-Lankamp  ‘Dokters met een ruggengraat’, vindt op 5 december plaats en is live te volgen via de livestream op de website van de Universiteit Leiden.

Strategie-Banner-Samen in zorg, onderzoek en onderwijs.png