Transplantatie Centrum

Voeding na een transplantatie

Goede voeding levert een belangrijk aandeel in het herstel na een transplantatie. Voldoende energie en eiwit in uw voeding ondersteunen de behandeling.
Als u een verminderde functie van de nier, alvleesklier (pancreas) of lever heeft, heeft u vóór de transplantatie al contact gehad met een van onze diëtisten of met een diëtist uit het eigen centrum. Omdat uw organen minder goed werken, is het noodzakelijk dat uw voeding aangepast wordt om uw gewicht en spiermassa te behouden.

Na de transplantatie krijgt u voedingsadviezen om uw herstel te bevorderen en om zo lang mogelijk gezond te blijven. We geven u ook adviezen om een voedselinfectie te voorkomen. Uw kans op zo’n infectie is groter omdat u een verminderde weerstand heeft.

U krijgt na een transplantatie advies van onze diëtisten als:

  • er risico is op ondervoeding door verminderde eetlust en of onbedoeld gewichtsverlies;
  • het gebruik van medicatie de weerstand verlaagt, waardoor het risico op voedselinfectie toeneemt.

Behandeling diëtist

De diëtist geeft een voedingsadvies dat is aangepast aan uw medische en persoonlijke situatie. Heeft u bijvoorbeeld een risico op ondervoeding, dan wordt de behoefte aan energie en eiwit bepaald. Daarna volgt een voedingsadvies om uw voedingstoestand te verbeteren of te handhaven.  Extra eiwit is na elke transplantatie de belangrijkste voedingsstof voor de opbouw en het in stand houden van de spieren en voor het herstellen van de operatiewonden

Dieetpreparaten

Als normale voeding niet lukt adviseren we om dieetpreparaten te nemen. Dit is vaak in de vorm van drinkvoeding en eventueel sondevoeding. Drinkvoeding bevat veel energie, eiwit, vitaminen en mineralen. We adviseren sondevoeding als het uiteindelijk toch niet lukt om voldoende voeding binnen te krijgen, nadat ook drinkvoeding al is geprobeerd.

Voorkomen van voedselinfecties

Doordat u gebruik maakt van afweeronderdrukkende medicijnen is het risico op een voedselinfectie groter. Zo’n voedselinfectie komt meestel door een besmetting met bacteriën zoals salmonella, campylobacter of listeria. Besmetting is nooit helemaal te voorkomen, maar het helpt als u zo hygiënisch en veilig mogelijk met uw voedsel omgaat. Zorg bijvoorbeeld dat u uw gerechten goed verhit, kijk uit met rauw voedsel en wees extra voorzichtig in het buitenland.

Bepaalde voedingsmiddelen kunnen schadelijke bacteriën, virussen of schimmels bevatten. Bekijk het overzicht voor voorbeelden van voedsel dat u beter niet kunt eten.

Lees meer in het e-book Leven na transplantatie