Patiëntenfolder

Trombosebeen (of -arm) en/of longembolie

U hebt van de arts gehoord dat u een trombosebeen of -arm en/of longembolie hebt waarvoor u behandeld zal worden met antistollingsmedicijnen. Vaak kunt u na uw bezoek aan de Spoedeisende Hulp weer naar huis en krijgt u medicijnen mee. Het is belangrijk om het verloop van uw herstel goed in de gaten te houden. Hiervoor zult u regelmatig terug worden gezien op de trombosepolikliniek.

Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Trombose en hemostase.

Onze zorg

Oorzaak

Trombose is een ziektebeeld waarbij en ader verstopt raakt door een bloedstolsel die daar niet hoort. Bij een trombosebeen zit het stolsel in een beenader, bij een armtrombose in een armader. Als zo’n stolsel losschiet en met het bloed meestroomt komt het in de longslagader terecht. Dat noemen we een longembolie. Al deze drie uitingen van veneuze trombose hebben grotendeels dezelfde behandeling.

Diagnose

Wanneer?  

  • Binnen 1-2 weken na uw bezoek aan de spoedeisende hulp, krijgt u een (telefonische) afspraak bij de verpleegkundige op de trombosepolikliniek.  
  • Na 6-8 weken hebt u een afspraak met de arts (internist (in opleiding)).  
  • Na 3 maanden hebt u een (telefonische) afspraak met de verpleegkundige of arts. 
  • Als blijkt dat u na drie maanden de medicijnen moet blijven gebruiken, komt u na een half jaar en één jaar nogmaals op de polikliniek. 
Behandeling

Welke behandelingen zijn er mogelijk?

Voor de behandeling van uw trombosebeen, trombosearm of longembolie krijgt u bloedverdunnende medicijnen. Deze moet u meestal 3 maanden, maar soms langer, gebruiken. Er bestaan verschillende soorten antistollingsmedicijnen. Welke u krijgt, is afhankelijk van uw medische voorgeschiedenis en de aanwezigheid van eventuele andere medische aandoeningen.

  • Apixaban   

Dit is een zogenaamd Direct Oraal Anticoagulans (DOAC) in tabletvorm, dat in vaste dosering wordt voorgeschreven. Apixaban remt de werking van een bepaald stollingseiwit in uw bloed. Het is belangrijk dat u de tabletten op vaste tijden inneemt en niet vergeet. Het is niet nodig om de werkzaamheid van dit medicijn in uw bloed te controleren.   

  • Laag-moleculair-gewicht heparine

In sommige situaties heeft behandeling met een laag-moleculair-gewicht heparine de voorkeur. Dit remt indirect de werking van bepaalde stollingseiwitten. In het LUMC wordt meestal gebruik gemaakt van nadroparine (Fraxiparine). Dit dient een- of tweemaal per dag als onderhuidse injectie te worden toegediend. Hierover krijgt u uitleg van een verpleegkundige. Als u of iemand in uw omgeving de injecties niet kan toedienen, wordt thuiszorg voor u aangevraagd. 

  • Vitamine K antagonisten

Acenocoumarol en fenprocoumon zijn zogenaamde vitamine K antagonisten die de aanmaak van bepaalde stollingseiwitten in de lever remmen. In het LUMC wordt meestal gekozen voor fenprocoumon. Deze medicijnen zijn niet direct werkzaam, daarom dient u de eerste dagen ook laag-moleculair-gewicht heparine injecties te gebruiken. Omdat de werking van deze medicijnen minder goed voorspelbaar is, vindt de dosering plaats op individuele basis en kan de dosering per dag verschillen. Hiervoor dient u met regelmaat te worden gecontroleerd door de Trombosedienst. Zij stemmen vervolgens met u af hoeveel tabletten u per dag dient in te nemen. 

Steunkous 

Als u een trombosebeen heeft, is het nodig dat u meestal enkele maanden een steunkous gaat dragen. Een steunkous zorgt voor verbetering van de bloeddoorstroming. Daardoor kan uw been beter herstellen en kunnen chronische klachten worden voorkomen. Tijdens uw afspraak op de poli krijgt u een verwijzing mee om een steunkous aan te laten meten. Tot die tijd kunt u een tijdelijke kous gebruiken of zal het been worden gezwachteld. U moet de steunkous overdag dragen. Dit is om klachten op langere termijn te voorkomen. Uw verpleegkundige of arts zal op de polikliniek met u bespreken hoelang u de kous moet dragen.  

Hoelang duurt de behandeling?  

Uw arts bespreekt met u hoe lang u moet doorgaan met de antistollingsmedicijnen. Is er een duidelijke oorzaak aan te wijzen geweest voor het ontstaan van de trombose en kan deze weggenomen worden? Dan kan het zijn dat de behandeling na drie maanden gestopt kan worden. Anders adviseert de arts meestal om de antistollingsmedicijnen levenslang te blijven gebruiken om terugkeer van de trombose of longembolie te voorkomen. Bij dit advies wordt ook het risico op bloedingen meegewogen.

Wat is de prognose?

Wanneer merk ik verbetering?  

Voor zowel een trombosebeen als een longembolie geldt dat de klachten in de loop van enkele weken vaak minder worden, maar soms kunnen de klachten wel tot enkele maanden aanhouden. U mag van begin af aan inspanning leveren, hoewel dit in het begin vaak met beperkingen gepaard gaat. Dit is normaal en kan geen kwaad. Het duurt vaak langere tijd voordat uw conditie weer als vanouds is. 

In de eerste maanden na de diagnose ontvangt u een aantal keer een mail met het verzoek vragenlijsten in te vullen. Die vragenlijsten gaan over hoe het met u gaat, en welke gevolgen de diagnose trombose voor u heeft. Door het invullen van de vragenlijsten wordt uw herstel nauwkeurig in beeld gebracht. De arts bespreekt de resultaten van deze vragenlijsten met u tijdens het polikliniekbezoek, en zal op basis van uw antwoorden de nazorg zo veel mogelijk afstemmen op uw persoonlijke situatie. Verzoeken de vragenlijsten in te vullen komen ook nog 1 en 2 jaar na de diagnose. Ook als u al bent terugverwezen naar uw huisarts is het waardevol de vragen wel te beantwoorden. Zo is het behandelteam optimaal geïnformeerd als u vanwege nieuwe klachten of symptomen toch weer naar het LUMC zou worden verwezen.

Meedoen aan wetenschappelijk onderzoek

Het LUMC is een internationaal erkend ziekenhuis met grote expertise in het behandelen van deze ziekte. Daarom gebeurt er veel wetenschappelijk onderzoek naar deze ziektebeelden. Het kan zijn dat u gevraagd wordt aan een studie mee te doen.

Nazorg

Welke specifieke nazorg kunnen we bieden bij deze aandoening?

Bij langdurige restklachten na longembolie heeft het LUMC een uniek zorgpad waar naast de internist ook de cardioloog, longarts en revalidatie arts bij betrokken zijn. Er wordt nauwkeurig nagegaan wat de oorzaak van uw klachten is en waar nodig krijgt u een revalidatietraject aangeboden.

Waar moet u op letten na uw behandeling?

Leefregels bij trombose

Er zijn geen beperkingen wat betreft bewegen en inspannen. U mag, op geleide van uw klachten, uw activiteiten hervatten. Het is verstandig daarbij goed naar uw lichaam te luisteren en activiteiten stapsgewijs uit te breiden. Vermijd langdurig stilzitten of stilstaan. Beweeg minimaal 30 minuten per dag. Leef zo gezond mogelijk. Zorg voor een gezond gewicht, gezonde voeding, voldoende beweging en rook niet.

Waar moet u op letten bij het innemen van antistollingsmedicijnen?  

  • Gebruik uw medicijnen altijd op een vast tijdstip van de dag.  
  • Meld bij elk bezoek aan een arts, tandarts of apotheek dat u antistollingsmedicijnen gebruikt.  
  • Bij een ingreep of operatie kan het zijn dat u (tijdelijk) moet stoppen met uw antistollingsmedicijn. Meld daarom op tijd dat u antistollingsmedicijnen gebruikt.  
  • Er zijn medicijnen (bijvoorbeeld pijnstillers als diclofenac, naproxen en ibuprofen) die invloed hebben op de bloedstolling. Overleg zo nodig met uw huisarts of apotheek als u met een nieuw middel start. 
  • Vermijd contactsporten en diepzee duiken
Meer informatie

Contact

De trombosepolikliniek  

We weten dat een diagnose trombosebeen of longembolie en de voorgeschreven medicatie veel vragen kunnen oproepen wanneer u weer thuis bent. Daarom kunt u voor verdere informatie, advies en begeleiding terecht op onze trombosepolikliniek. U spreekt dan de arts en/of verpleegkundige en vanzelfsprekend is er ruimte voor al uw vragen.  

Vragen  

Wanneer u nog vragen hebt, kunt u tussen 9.00 en 12.00 uur contact opnemen met de polikliniek Algemene Interne Geneeskunde, telefoonnummer: 071-526 18 50. U kunt ook een e-consult sturen.

Buiten kantooruren kunt u voor spoedgevallen contact opnemen met de Spoedeisende Hulp, via 071-526 20 25.

Voor meer uitgebreide informatie kunt u ook naar de website van de Nederlandse Hartstichting gaan.