Katheterablatie
Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Hartziekten.
Wat is Katheterablatie?
Dit is een techniek waarbij met behulp van een katheter met opzet hartweefsel plaatselijk wordt beschadigd. Hiermee kan de oorzaak van een abnormaal hartritme worden weggenomen. De katheters worden ingebracht via de rechter en soms ook de linker lies (figuur 1).
Figuur 1. Hartkatheterisatiekamer tijdens een ablatie
Hoe gaat het onderzoek / de behandeling in zijn werk?
De cardioloog beweegt de katheter langs de hartspier om de oorsprong van de ritmestoornis te lokaliseren. Hierbij wordt gebruik gemaakt van computersignalen. Is de locatie gevonden, dan wordt de kathetertip op die plaats tegen de hartspier aangelegd en verhit. De kathetertip kan een temperatuur van zo’n 70 graden Celsius bereiken. Tijdens deze behandeling kunt u een branderige pijn op de borst voelen. Die pijn verdwijnt na korte tijd vanzelf weer.
Door deze temperatuur wordt op dat punt hartspierweefsel weggebrand (beschadigd). Er ontstaat een littekentje van enkele millimeters in doorsnede en diepte. Dit litteken kan prikkels niet meer voortgeleiden zodat de ritmestoornis niet meer kan optreden. Meestal is het nodig om meerdere malen te branden.
Om te controleren of de ritmestoornis definitief weg is, zal soms worden geprobeerd om de ritmestoornis op te wekken. Dit opwekken gebeurt op dezelfde manier als tijdens een EFO. Is de ritmestoornis nog opwekbaar, dan zal de behandeling voortduren totdat de ritmestoornis niet meer op te wekken is. Is de ritmestoornis niet meer op te wekken dan is de procedure klaar. Afhankelijk van de soort ablatie is de duur van de behandeling 1-4 uur.
Waar moet u op letten direct na het onderzoek / de behandeling?
Als het onderzoek klaar is, worden de katheters en sheaths uit de lies verwijderd en wordt de lies afgedrukt. De verpleegkundige legt een drukverband om de lies aan of brengt een drukkende pleister aan. Daarna wordt u weer in uw bed geholpen. De verpleegkundigen van de verpleegafdeling komen u weer ophalen en brengen u terug naar de afdeling (figuur 6). Uw hartritme wordt onderweg bewaakt.
Bedrust
Als u weer terug bent op de afdeling, mag u weer gewoon eten en drinken. Zolang het drukverband/de drukkende pleister in uw lies zit moet u plat blijven liggen. Na 4 uur wordt het drukverband/de pleister verwijderd en mag u weer uit bed komen, nadat uw lies door een arts is gecontroleerd. De verpleegkundige controleert regelmatig uw bloeddruk en het drukverband/ de pleister.
Ook wordt bij u nog een hartfilmpje (ECG) gemaakt ter controle.
Wat zijn de risico's, bijwerkingen of complicaties?
Aan de meeste medische ingrepen zijn risico’s verbonden. Ook bij elektrofysiologisch onderzoek en ablatiebehandeling kunnen complicaties optreden. De risico’s zijn per patiënt verschillend, in het algemeen zijn ze gering te noemen. Dit wordt met u besproken door de afdelingsarts op de dag dat u wordt opgenomen.
Waar moet u op letten na uw onderzoek/behandeling?
De dag na de ablatie wordt bloed afgenomen, er wordt een hartfilmpje (ECG) en een echo gemaakt. De cardioloog moet de echo gezien hebben voor u met ontslag kunt. Er wordt voor u een afspraak gemaakt om na de ablatie op de polikliniek te komen.
Zorg ervoor dat iemand u met de auto komt ophalen. Vanwege het wondje in uw lies is het af te raden om zelf een auto te besturen. Thuis kunt u alles doen wat u gewend bent, doe echter de eerste twee weken niet aan sport, en doe het voorzichtig aan.
Het kan zijn dat u de eerste dagen tot weken na de behandeling eens wat vaker dan gewoonlijk een overslag voelt of zelfs een ‘aanzetje’ tot een ritmestoornis. Ook kan het hartritme nog enige tijd sneller dan gewoonlijk zijn of kunt u zich nog wat moe voelen. Uw hart en uw lichaam moeten zich nog enigszins aanpassen. Deze klachten verbeteren zich in de loop van de tijd spontaan.
Contactgegevens van de betrokken poliklinieken
Wanneer u na het lezen van deze folder nog vragen hebt, kunt u terecht bij uw behandelend cardioloog. Als u opgenomen bent kunt u ook terecht bij de verpleegkundige en de zaalarts op uw afdeling. De arts die het onderzoek en de behandeling uitvoert, vertelt u steeds wat er gaat gebeuren. U kunt dan ook vragen stellen.